|
Abdij Rolduc ontstond in 1104 toen de priester Ailbertus zich hier samen met zijn broers Thiemus en Walcherus vestigde. Ze bouwden een eenvoudige houten kapel. Deze werd echter al in 1106 afgebroken om plaats te maken voor een half ingegraven kerk, de huidige crypte. Deze werd in 1108 gewijdt door Otgerus, Bisschop van Luik. Bij deze gelegenheid schonk Adalbert van Saffenburg, de heerser over het Land van Rode en woonachtig op Burg Rode, de prille abdij allerlei privileges. Datzelfde deed de Luikse bisschop. Zo mocht men een eigen overste kiezen, mensen dopen en preken.
De abdij heette vroeger Kloosterrade, de open plek in het bos (van rooien) waar het klooster stond, zo waren er ook Herzogenrode, waar de Hertog woonde en Kerkrode, waar de kerk stond. Later werd dit verfranst en werd foutief de naam van Herzogenrode aan Rolduc (Rode-le-Duc) gegeven.
Toen Ailbertus gestorven was, werd hij bijgezet in de kerk van Sechtem, gelegen tussen Keulen en Bonn. In de 19e eeuw wilde men zijn gebeente weer terug naar Rolduc halen. Het werd opgegraven en bijgezet in de crypte. Recent onderzoek wees echter uit dat het gebeente in de kist helemaal niet van Ailbertus kan zijn. Onderzoek met de C14-methode liet zien dat het gebeente hooguit 17e of 18eeeuws kan zijn. Bovendien werd bekend dat het van maar liefst drie personen afkomstig was, namelijk een man, een vrouw en een kind.
Abdijkerk.
De prachtig versierde abdijkerk van Abdij Rolduc bevat fraaie schilderingen uit het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw. Veel daarvan zijn gemaakt door Matthias Goebbels (1836-1911), een kanunnik uit Aken. De toenmalige directeur van de abdij,toen tevens Klein-Seminarie, dhr. Corten, zocht eind 19e eeuw een kunstenaar die de abdijkerk kon versieren. Via Pierre Cuypers ervoer Goebbels dit en gaf Cuypers opdracht steigers te laten plaatsen. Tussen 1894 en 1903, toen hij door jicht geplaagd moest stoppen, werkte Goebbels aan de vele prachtige schilderingen. Zijn werk werd nooit echt voltooid.
In de zij- en dwarsbeuken staat het leven van Christus en de leer van Christus centraal. Zo staat er Jezus en de zilverlingen en ertegenover Jezus en de rijke jongeling afgebeeld. Bij de schildering van Jezus in de tempel is ook de Barbarossaleuchter in de Akense Dom afgebeeld. Links voorin is een voorbeeld van Rafaël toegepast. Eronder is een wapen te zien met in het midden het wapen van Altenahr. Verder staat er het wapen van Borculo. In het schip wordt Maria op diverse manieren afgebeeld. Achterin is ze te zien als behoedster van de schone kunsten. Op deze schildering is ook Joost van den Vondel afgebeeld. Gebruikelijk is dat de linker zijkapel in een kerk aan Maria is gewijd. In de Rolducse kerk zijn er ook scènes uit het leven van Anna, de moeder van Maria, te zien. In het schilderij dat de Bergrede voorsteld is bij de restauratie Sef Stassen toegevoegd, naast hem staat directeur Evertz en naast hem Goebbels. Ze staan rechts bij de Farizeërs, links staan de kreupelen.
Catharina van Siena is geestelijk met Jezus getrouwd, dit is te zien aan de ring die ze aan haar vinger steekt. Ook Lucia is met Jezus getrouwd.
Achter, op een muur aan de rechterkant in het schip staat een afbeelding van de Drie Koningen met daarbij onder meer de Keulse kerk St. Apostelen.
Het schilderij van Maria in de rechter zijkapel is nog oorspronkelijk, maar wel door Goebbels gerestaureerd. In de rechter zijkapel is ook een bedelende lamme te zien waartegen Petrus zegt: Sta op en wandel. Bovenin is de uitzending van de Apostelen te zien nadat Jezus uit de hemel was teruggekeerd. Op het schilderij staan slechts 11 apostelen. De rechter zijkapel was vroeger de bovenkant van een 5 meter hoge grafkapel. Bij de restauratie door Cuypers kwam een fresco uit 1520 vrij waarop de kruisoprichting te zien is. Deze schildering is door Cuypers hersteld. Rechts in het rechterschip is de bekering van Saulus te zien, die daarna Paulus heette. Naast Maria staat Leonardus, hij geeft Maria het kruis terug en wijst op Helena die het kruis heeft gevonden. Op deze schildering staan alle figuren die te maken hebben met het Kruis. Bernardus van Clervaux predikte de kruistochten in Maastricht en op Rolduc. Andreas Louis IX betaalde de kruistochten. Hij vond de doornenkroon die nu bewaard wordt in de Notre Dame in Parijs. Ernaast staat Fortinatius die alles over het Kruis opschreef.
Het mozaïek op de vloer van het koor toont de Zeven vrije kunsten en wetenschappen. In het midden is de filosofie, de moeder van alle kunsten, afgebeeld. Daaromheen het Trivia, de verzamelnaam voor de grammatica, de retorica (voordrachten) en dialectica (discussie). En het Quatoria, de verzamelnaam voor de geometrie, de musica, de aritmetica en de astronomica. Op de hoeken staan Homerus, Aristoteles, Plato en Socrates, 3 ervan waren filosofen die alle wetenschappen beoefenden. Het mozaïek is gemaakt doro de Firma Beyer en het ontwerp kwam van Goebbels. Het is gemaakt in 1909 bij gelegenheid van het 50-jarig Priesterjubileum van Goebbels.
Erboven, aan het plafond in het koor, zijn de hemelse wetenschappen en de kroning van Maria te zien. De figuren staan voor Jeseia en de zeven deugden van de heilige geest.
In de absis van het koor zit Jezus op een troon in de Mandorla. In zijn handen een boek waarop staat: “Ik ben het licht van de wereld”. Dit verwijst naar de toekomst van veel van de missionarissen die hier werden opgeleidt. In Zuid-Amerika werd dor de Inca ’s de zon namelijk aanbeden en deze moesten ook bekeerd worden tot het Christendom. Ernaast zijn Maria, Jozef ?, Johannes de Doper, Petrus, Augustinus, Thomas van Aquino en Johannes Chrisosthemis afgebeeld. Diaarbij waren dus 3 kerkvaders, Augustinus, Thomas van Aquino en Johannes Chrisosthemis.
Catharina van Siena was de beschermster van de wetenschap.
De geschilderde gordijnen achter het tabernakel dragen tweekoppige adelaars, dit verwijst naar het in tweeën gedeelde rijk van Karel de Grote.
Rechts is Pinksteren afgebeeld, Pinksteren komt van Pentecostes, het valt namelijk 50 dagen na Pasen. Links is de scène van Maria Boodschap verbeeld, dit is het patroon van de kerk. Ernaast staan Servatius en Bernardus van Clervaux, die predikte voor de kruistochten en was ooit te gast op Rolduc. Ook Daphne en Lucia.
Graaf Walram van Limburg, die in de kerk begraven ligt, was een Kruisridder.
De meest recente restauratie van de kerk vond plaats tussen 1983 en 1985.
Goebels heeft in totaal 30 kerken beschilderd. Hij begon in St. Maria in Capitol in Keulen. Verder schilderde hij in Nijmegen (Heilig Land Stichting) en Haarlem. Hij beschilderde ook de Slotkapel van Marburg. Zijn bekendste schilderingen zijn te vinden in de kerk van Rolduc. In de kerk van Rolduc zijn schilderingen in Middeleeuwse stijl aangebracht, maar ook in andere stijlen, zoals gotische en romaanse stijl. De verf waarmee de kerk beschilderd is, is gemaakt van kleuren die chemisch gemengd werden. De schilderwijze wordt secco genoemd. Voor de versiering van de bogen zijn figuren uit een ornamentenboek uit 1887 van Dolmetsch & Kolb gebruikt. Goebbels beelde vaak familieleden af in zijn schilderijen, onder meer zijn op jonge leeftijd gestorven zussen.
Ook maakte hij een beperkt aantal schilderijen. Onder meer twee zelfportretten, waarop hij te zien is als schilder en, later, als priester, schilderijen van zijn ouders en van zijn zussen. Op enkele andere schilderijen en ook in de kerkelijke schilderingen beeldde hij regelmatig familieleden of zichzelf af. De Aanbidding der Koningen stamt uit 1873. De engelen in dit schilderij zijn zijn 3 zussen en hijzelf is het kind. Zijn 3 zussen vereeuwigde hij in 1865, zijn eigen priesterwijding in 1859. In de Sint-Petruskerk in Baesweiler beschilderde hij twee zij-altaren. In Aldenhoven-Siersdorf beschilderde hij een vleugelaltaar in 1882-1883.Ook schilderde hij 4 schilderijen in de St. Petruskerk in B…….? Dit zijn Petrus en Johannes, Paulus en Maria, de Verkondiging van Maria.
De crypte.
De crypte is door Pierre Cuypers in zijn oorspronkelijke Romaanse stijl gerestaureerd. Daarbij werd wel een nieuwe ingang gemaakt voorin de crypte. De oorspronkelijke ingang lag aan de rechterkant. Goebels maakte de schilderingen in de crypte. Deze zijn geïnspireerd op de Romeinse catacomben in Rome. Zeer bijzonder is de schildering van een Eenhoorn. Links van het Mariabeeld zijn Ailbertus met naast hem Thiemo en Walger (zijn broers) te zien, ertegenover Embrico en Adeleida van Mayschoss. Ailbertus heeft een tekening van de crypte, de oorspronkelijke kerk, in zijn hand. Naast Ailbertus is de inwijding van de crypte te zien. Links knielt Graaf Adalbert van Saffenberg met een papierrol die hij aan Otgerus, bisschop van Luik, geeft. Ernaast staat de bisschop van Trier. Ernaast staat de vrouw van Adalbert.
Andere bijzondere ruimtes op Rolduc.
Naast de prachtig versierde abdijkerk heeft Rolduc echter nog meer schatten. Zo is in de Oostelijke vleugel, die gebouwd is door Abt Fabritius, de Rococobibliotheek gevestigd. Het ontwerp van de bibliotheek kwam van de Akense architect Moretti, die ook in Vaals allerlei bouwwerken maakte. Het vakwerk werd uitgevoerd door Akense handwerkers. De bibliotheek telde vroeger twee verdiepingen die gescheiden waren door een galerij zoals dat nu nog te zien is in de Wittemse kloosterbibliotheek. In de 13e eeuw was het boekenbezit van de abdij erg rijk, maar vlak voor de komst van de Fransen vluchtten de koorheren naar de andere kant van de Rijn en namen kostbare boeken mee. Veel werken kwamen niet meer terug.
Een andere bijzondere ruimte is de Bisschopskamer. Dit was vroeger het prive-vertrek van de Bisschop bij zijn bezoek aan Rolduc. Naast een werkkamer was er ook een slaapkamer. In de werkkamer hangen schilderijen van enkele Limburgse bisschoppen, ook hangt er een beeld van Van Bommel, de bisschop van Luik. Een bijzonder kunstwerk is een Drieluik met een houtsnijwerk uit het atelier van Jan van Steffesweerd.
Wijngaard Rolduc.
De Rolducse wijgaard werd in 1999 op initiatief van Theo Kutsch uit Herzogenrath en Frits Sprokel uit Kerkrade aangelegd. Er werden Regentdruiven geplant. Deze kunnen goed tegen vorst, kou en schimmels. Dit ras is alleen enigszins gevoelig voor meeldauw. De Regentdruif is in 1967 ontwikkeld en in 1996 erkend als ras in Duitsland. Deze planten dragen na 4 jaar. In 2001 was de opbrengst 149 kilo, in 2007 werd er 577 kilo in totaal geoogst met een Oechsle gehalte van 81°. Dit betekent dat een vijfde deel van een liter druivensap uit suiker bestaat. 1° Oechsle wil zeggen dat er 2 gram suiker inzit.
Bemesting gebeurt met kalk en beendermeel. In Mayschoß in het Ahrdal wordt 6 tot 7 keer per jaar met zwavel gespoten, op Rolduc een keer.
Begin juni komt de tros omhoog, dat is de bloeitijd die 10 dagen duurt en rond half juni valt. Met Sint-Anna en Sint-Jacob (half juli) moeten de druiven hangen. Begin augustus verkleuren de druiven. De druiven zijn rond 15 oktober oogstrijp.
Vroeger lag bij de vijvers van Rolduc een wijngaard. Deze verdween in de tijd van Napoleon. Dit hing samen met het verbod op het verbouwen van wijn buiten Frankrijk onder Napoleon, maar ook met de Kleine Ijstijd waardoor het klimaat dusdanig verslechterde dat het ook moeilijk werd om druiven te planten.
In het voorjaar, rond begin april, worden de takjes teruggeknipt. Ze drogen dan in tot op het levend hout. Daarna wordt ook aan de levende takken verder geknipt.
Takken die te ver weg van de hoofdstam staan en oude takken worden ook weggeknipt omdat deze geen druiven dragen. Zo blijven er vier bruikbare takken over. Twee ervan worden aan het binddraad omgebogen. Vanweg de kans op overbreken blijven er in eerst instantie vier over, maar twee ervan worden afgeknipt. Het overhouden van genoeg takken heet de ‘dubbele guyot’.
Twee plaaginsecten, de Heuwurm en de Sauerwurm, worden met feromonen bestreden.
Sinds 1950 kunnen vanwege de Druifluis alleen nog geënte druivenstokken gebruikt worden. Rond 1900 begon de plaat van de Druifluis die afkomstig was uit Amerika in Europa. De Druifluis vreet aan de wortels van druiven.
Bosquet Rolduc.
Het Bosquet Rolduc is een parkachtig hellingbos rondom de Abdij Rolduc. In het noordelijke gedeelte liggen 4 vijvers die door een smal beekje met elkaar worden verbonden. Het zuidelijke gedeelte oogt een stuk natuurlijker en bestaat uit een hoog opgaand beukenbos en een gemengd eikenbos.
Geologie.
Dwars door het Bosquet van Rolduc loopt een grote geologische storing, de Feldbissbreuk. Deze breuk loopt onder de kerk en de kantine van gymnasium Rolduc door. Aan de oostzijde van de Feldbissbreuk is de Carbonische ondergrond 140 meter weggezakt. Het oppervlak van het Carboon ligt nabij het station van Herzogenrath op 62 meter onder N.A.P. en nabij Rolduc op 80 meter boven N.A.P. Bij Rolduc wordt het Carboon bedekt door een laag uit het Midden-Oligoceen, welke bedekt wordt door een enkele meters dikke laag afzettingen uit het Kwartair. In Herzogenrath ligt op het Carboon een 80 meter dikke laag uit het Boven- en Midden-Oligoceen met daarop een 70 meter dikke zandlaag uit het Mioceen en een enkele meters dikke laag uit het Kwartair. In het Bosquet van Rolduc is dit goed te zien. In de westelijke helling ligt Midden-Oligocene septarienklein, in de oostelijke helling Mioceen zand.
Langs de Feldbiss kwamen regelmatig aardbevingen voor, onder meer op 22 oktober 1873 en op 24 juni 1877. In de geschiedenis van Rolduc staat een aardbeving op 18 september 1692 beschreven, waarbij op verschillende plaatsen burchten en huizen werden omgeworpen, bronnen uitdroogden en weilanden in moerassen veranderden. De kerk van Rolduc werd zo hevig geschokt dat het bovenste gedeelte van de gevel naar onder viel en de gewelven honderden scheuren opliepen.
Mycologie.
In het bos staan maar weinig paddenstoelen, dit hangt enerzijds samen met de van nature voedselrijke bodem, hetgeen nog versterkt wordt door de extra bemesting van bladafval en hondenpoep. De meeste soorten paddenstoelen behoren daarom tot de saprofieten. Hieronder vallen soorten als Gewone aardster (Geastrum triplex), Amethistzwam (Lacaria amethistea), Hazelhoenchampignon (), Heksenschermpje (Mycena rosea), Gewoon elfenschermpje (Mycena pura), Glimmerinktzwam (Coprinus mycacaeus), Zwerminktzwam (Coprinus disseminatus), Knolparasolzwam (Macrolepiota rachodes), Parelstuifzwam (Lycoperdon perlaton).
Op stronken van dode bomen groeien houtzwammen als Platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense), Gewoon zwavelkopje (Hypholoma fasciculare) en Peksteel (Polyporus badius). Geel nestzwammetje (Crucibulum laeve) is te vinden op houtsnippers en andere voedselrijke grond.
Reuzenzwam (Meripilus giganteus) is een parasitaire, in later stadium saprofitische soort op Beuken. Andere bomen worden aangetast door de Honingzwam (Armellaria sp.).
Flora.
Vijvers.
Bovenste vijver
Langs de rand van de bovenste vijver ligt een dierenweide. Er is maar weinig plaats voor wilde planten, waardoor er enkel een handjevol algemene ruderale soorten en soorten van graslanden groeit. Hiertoe behoren Gewone ereprijs (Veronica chamaedrys) en Smalle weegbree (Plantago lanceolata) en stikstofindicatoren als Witte dovenetel (Lamium album) , Dagkoekoeksbloem (Silene dioica), Geel nagelkruid (Geum urbanum) en Hondsdraf (Glechoma hederacaea). Tot de ruderale soorten behoren Speerdistel (Cirsium vulgare), Herderstasje (Capsella bursa-pastoralis), IJzerhard (Verbena officinalis), Varkensgras (Polygonum aviculare) en Gewone raket (Sisymbrium officinale).
Bos langs de onderste 3 vijvers.
De onderste 3 vijvers worden omsloten door gemengde loofbossen met een ondergrond die vooral uit nitrofiele flora bestaat. De boomlaag wordt bepaald door Es (Fraxinus excelsior) en Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), soms aangevuld met een enkele Zomereik (Quercus robur), Zoete kers (Prusus avium) of Haagbeuk (Carpinus betulus). In de struiklaag staan vooral Hazelaar (Coryllus avelana), Gewone vlier (Sambuccus nigra) en bramen (Rubus sp.). De kruidlaag bestaat wederom uit stikstofminnende soorten als Hondsdraf, Geel nagelkruid, Dagkoekoeksbloem, Robertskruid (Geranium robertianum), Dolle kervel (Chaerophyllum temulum), Bosandoorn (Stachys sylvatica), Gewone hennepnetel (Galeopsis tetrahit) en Grote brandnetel (Urtica dioica). Langs de rand van de paden staan soorten van lemige bodems zoals Kruipend zenegroen (Ajuga reptans) en Bosveldkers (Cardamine flexuosa), bossoorten als Penningkruid (Lysimachia nummularia) en tredplanten als Varkensgras, Tijmereprijs (Veronica serpyllum), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens), Gewone brunel (Prunella vulgaris) en Grote weegbree (Plantago major).
Derde vijver.
In de derde vijver ligt een klein eilandje met een Treurwilg (Salix vitellina var. pendula) erop. Deze vijver heeft ook een iets rijkere oevervegetatie met soorten als Gele lis (Iris pseudacorus), Wolfspoot (Lycopus europaeus) en Geoord helmkruid (Scrophularia auriculata)
Het bosgebied boven de derde vijver bestaat uit een parkachtig hellingbos met Zomereik (Quercus robur), Beuk (Fagus sylvatica) en een rij aangeplante Amerikaanse eiken (Quercus rubra). In de ondergroei vallen met name de groenblijvende heesters Rododendron (Rhododendron sp.) en Hulst (Ilex aquifolium) op. Daarnaast staat er Gewone vlier (Sambuccus nigra), Hazelaar (Coryllus avelana), inheemse Vogelkers (Prunus padus) en Sneeuwbes (Symphoricarpos albus).
Op de bosbodem groeit Ruwe smele (Deschampsa cespitosa), Schaduwgras (Poal nemoralis) en Speenkruid (Ficaria verna). Op open plekken in het bos groeien Framboos (Rubus idaeus), Bosandoorn, Knopig helmkruid (Scrophularia nodosa) en Groot heksenkruid (Circea lutetiana).
Bij de onderste, vierde vijver staat een opvallende Spaanse aak (Acer campestre). De bosstrook langs de oever bestaat vooral uit Es, Zoete kers, Zwarte els (Alnus glutinosa), Gewone esdoorn en Zomereik. In de ondergroei staat onder meer Klimop (Hedera helix), Groot heksenkruid, Robertskruid, Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), Gele dovenetel (Lamium argentatum), Ruwe smele, Penningkruid, Gele kornoelje (Cornus mas) en Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Veelbloemige salomonszegel (Polygonatum multiflorum).
Onderste vijver.
De onderste vijver heeft een fraaie watervegetatie uit Gele plomp (Nuphar lutea). Langs de oever groeit Gele lis, Wolfspoot en aan de kopse kant zelfs een klein bosje met Zwarte elzen (Alnus glutinosa).
Beekje.
In het bosje langs de oever van het kleine beekje dat uit de vierde vijver stroomt staan Gewone esdoorns, Hazelaars, Gewone lijsterbes (Sorbus aucuparia) en Es. In de ondergroei staan nitrofiele soorten als Grote brandnetel, Bosandoorn, Smalle stekelvaren (Dryopteris carthusianorum), Witte dovenetel, Groot heksenkruid, Klein springzaad (Impatiens parviflora), Klimop, braam, Ruwe smele, Robertskruid, Bosveldkers, Dagkoekoeksbloem en Gevlekte aronskelk. Er staat ook Gevulde kerria (Kerria japonica var. plena), een sierstruik met gele bloemen.
Beukenbos.
Het beukenbos is vrij arm aan ondergroei, dit komt door de dichte kronen van de bomen. Naast Ruwe smele staan er eigenlijk enkel wat jonge Beuken. Op iets meer open plekken groeit verder nog Wilgenroosje (Chamaerion angustifolium), Framboos (Rubus idaeus) en braam. In een deel van het beukenbos staan ook enkele exemplaren van Hulst.
Eiken-haagbeukenbos.
Het eiken-haagbeukenbos bestaat uit Zomereiken en Haagbeuken. Ertussen staan Zoete kers, Hazelaar en Hulst. Langs het pad groeit Boszegge (Carex sylvatica). Ook staan er Gewone salomonszegel, Gevlekte aronskelk, Bosgierstgras (Milium effusum), Gewone vlier, Grote muur (Stellaria holostea), Schaduwgras, Smalle stekelvaren (Dryopteris dillatata),
Verspreid komen Klimop en bramen voor.
Opvallend is een open plek in het bos die volstaat met Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum).
Fauna.
De bovenste vijver wordt gebruikt als hengelwater voor karpers. Daardoor heeft het een modderige bodem en troebel water.
Vogels.
De avifauna is niet bijzonder te noemen, enkel de Middelste bonte specht (Dendrocopus medius) is een zeldzame soort, die echter ook in de meeste omliggende bossen voorkomt. Ook niet algemeen is de Kleine bonte specht (Dendrocopus minor). De Groene specht (Picus viridis) en de Grote bonte specht (Dendrocopus major) zijn eveneens broedvogel.
Andere soorten zijn Merel (Turdus merula), Koolmees (Parus major), Pimpelmees (Cyanistes caeruleus), Vink (Fringilla coelebs), Houtduif (Columba palumbus), Tjiftjaf (Phyloscopus collybita), Gaai (Garrulus glandarius), Winterkoning (Troglodytes troglodytes) en Roodborst (Erithacus rubecula). Kauwen (Corvus monedula) en Spreeuwen (Sturnus vulgaris) broeden in de omgeving van de abdij Rolduc.
Boomklevers (Sitta europaea) broeden in oude spechtenholen die ze met leem dichtsmeren om de opening van het nesthol op hun grootte af te stemmen.
Regelmatig is er een handjevol watervogels te vinden, doorgaans Wilde eenden (Anas platyrhynchos) en hun bastaarden (zogenaamde soepeenden). Soms wordt dit aangevuld met een enkel Waterhoen (Gallinula chloropus), Nijlganzen (Alopochen aegyptiacus) of Canadese ganzen (Branta canadensis). Heel af en toe laat zich een enkele Aalscholver (Phalacrocorax carbo) zien.
Zoogdieren.
Uit de groep van de zoogdieren moet in ieder geval de Eekhoorn (Sciurus vulgaris) worden genoemd, die hier met circa 4 exemplaren voorkomt.
Ongewervelden.
De Wijngaardslak (Helix pomatias) is de grootste huisjesslak in het gebied. Langs de bosranden leven Bramensprinkhanen (Pholidoptera griseoaptera).
Onderweg in het gebied.
Het Bosquet van Rolduc is maar klein en is binnen een uur, voor de echt geïnteresseerde natuuronderzoeker misschien 3 uur, te bekijken. Er loopt een netwerk van paden doorheen. Vanaf de ingang van het voorplein van de abdij loopt u langs de 4 vijvers hellingafwaarts en houdt het water daarbij steeds rechts. Aan het eind van de vierde vijver loopt u rechtdoor hellingafwaarts langs het smalle beekje, steekt dit over, steekt een dwarsweg over en volgt de asfaltweg bergop. Deze blijft u volgen langs de wijngaard en de muur van Rolduc tot de parkeerplaats aan de voorzijde van de abdij.
|
|