Abdij Kloosterrade, het tegenwoordige Rolduc, in Kerkrade heeft banden met het Ahrdal. In 1107 vestigde Embrico, een dienstman van de graaf van Saffenberg, zich op Rolduc. Het stamslot van de Graven van Saffenberg was het gelijknamige slot in het Ahrdal bij Mayschoß, maar de burcht in Herzogenrath was eveneens in handen van deze familie. Toen Ailbertus van Antoing in 1104 toestemming vroeg voor het stichten van een klooster, deed hij dit op de burcht van Herzogenrath. In 1107 vestigde Embrico zich samen met zijn vrouw Adeleida en zijn kinderen Heriman en Margareta in Kloosterrade om een leven in diens van God te gaan leven. Embrico was een rijk man en had in de omgeving van Mayschoß allerlei bezittingen zoals wijngaarden, akkers en eveneens een groot aantal horigen. Door zijn intreden in de abdij vielen al deze zaken de abdij toe. In 1115 legde Embrico de wijngaard Hangendenfels aan op een van zijn bezittingen in het Ahrdal. Hij stelde hierbij wel de voorwaarde dat de wijn elk jaar voor eigen gebruik aan de broeders van Kloosterrade zou worden geleverd. De tienden hiervan gaf de Aartsbisschop van Keulen, Frederik, eveneens aan het klooster.
In de loop der jaren werden de bezittingen van Kloosterrade in zowel het Ahr- als het Rijndal steeds groter. Een provisor bezocht elk jaar de wijngoederen om de toestand van de druiven op te nemen. In de herfst ging de provisor dan terug, meestal alleen of soms ook samen met de abt, om in Ahrweiler het transport van de wijn naar Kloosterrade te regelen. Wanneer de schout van Ahrweiler zijn goedkeuring gaf voor het transport, werden vervoersmiddelen geregeld. Het wijntransport werd geregeld door pachters uit naburige boerderijen en hun knechten. Het aantal wagens varieërde met de hoeveelheid wijn Als de oogst slecht was, zoals in 1741, 1742 en 1746, moest bij handelaren in Ahrweiler nieuwe wijn worden bijgekocht. Het transport van de wijn duurde ongeveer acht dagen en was in die dagen zeker niet ongevaarlijk. Tijdens oorlogsperiodes werd het wijntransport zelfs door een militaire escorte begeleid. Bovendien moest een aantal grenzen worden gepasseerd, waarbij telkens tol betaald moest worden. Door afspraken tussen de abdij en verschillende landheren, zoals de Keulse aartsbisschop en de Hertog van Jülich, konden deze grenzen ongehinderd worden gepasseerd. Wel moest er een halve el scharlaken stof en een geldbedrag worden betaald.
De wijn was bedoeld voor de koorheren zelf, volgens oud gebruik dronken ze graag een goed glas. Ook hun gasten deden zich aan de wijn tegoed. Soms werd de wijn ook weggegeven of verkocht, zoals ten tijde van Abt Heyendal, toen de kanunnikessen van de Thornse Rijksabdij veel flessen afnamen.
Met de komst van de Fransen verloor de abdij haar bezittingen in het Ahrdal.
Rolduc zonder Ailbertus.
Rolduc had veel profijt van de rijkdom die Embrico meebracht. Hierdoor kon het beschieden priesterkoor worden afgebroken en een aanvang worden gemaakt met de in die tijd nogal ambitieuze bouw van de kloosterkerk. Op zondag 13 december werd de crypte hiervan ingezegend door de bisschop van Luik. De komst van Embrico met zijn gezin leidde echter ook tot problemen op de abdij. Het ging met name over de principiële vraag of vrouwen in de kloostergemeenschap pastten. Ailbertus was voorstander van een separaat zusterklooster dat op de begraafplaats van Kerkrade lag, zodat mannen en vrouwen gescheiden in diens van God konden leven. Embrico was net als zijn vrouw Adeleida van mening dat de zusters op Kloosterrade konden blijven wonen. Ook was er onenigheid over het geld. Ailbertus was van mening dat ze in soberheid moesten leven en dat het geld aan de armen verdeeld moest worden, Embrico wilde de inkomsten van het klooster besteden aan verbetering en uitbouw van het kloostercomplex.
Om verdere meningsverschillen te voorkomen, verliet Ailbertus Kloosterrade in 1111.