Lousberg
De Lousberg is een 80-90 meter hoge, langgerekte heuvel ten noorden van Aken waarvan het hoogste punt in de zuidoosthoek op 264 meter boven NN ligt. Ten opzichte van de Soers verheft de Lousberg zich zelfs 120 meter. Naar het zuidoosten ligt de Salvatorberg die door de Kupferstraße van de Lousberg is afgescheiden. De Kupferstraße dankt haar naam aan het feit dat het de verbindingsweg tussen de messing- en galmeimolens in de Soers en de messingovens in de stad vormde. Nog iets verder de Wingertsberg met een hoogte van 200 meter boven NN. Oorspronkelijk behoorde de ovale Lousberg bij een plateau. Dit werd echter gedurende de afgelopen 700.000 jaar, in het midden van het Kwartair, tijdens het opheffen van de Eifel, mee opgeheven en schuingezet en daardoor sleten de Worm en haar zijbeken het gebied ten zuiden en ten oosten van Lousberg uit en een voorloper van de huidige Wildbach deed hetzelfde met de Soers. Door de laag harde Vetschauer kalk bovenop de Lousberg bleef de berg zelf als een rest van de hoogvlakte gespaard van de erosie. Waar deze harde laag echter ontbreekt werden de zachtere, onderliggende zandlagen snel geërodeerd.
De Lousberg is opgebouwd uit kalksteenlagen uit het Boven-Krijt. De onderste lagen worden gevormd door de Hergenrather Schichten, dit is een mengeling van zand en leemlagen die in een moerassige rivierdelta en kustzone werden afgezet. Ertussen zijn resten van planten, zoals hout en plantenzaden, te vinden. Later trok de kustlijn zich in noordwaartse richting terug en kwam de Euregio in een ondiepe zee te liggen. In het ondiepe heldere water vormden zich in de buurt van de kust uitgestrekte zandbanken. Deze Akense zanden liggen tegenwoordig als lichte, zuivere rondkorrelige kwartszanden bovenop de Hergenrather Schichten. Langs het strand groeiden naaldbomen en op het strand spoelde vaak drijfhout aan. Dit is tegenwoordig als verkiezeld hout tussen het zand te vinden.
Enkele eeuwen later steeg de zeespiegel weer en lag hier een circa 200 meter diepe zee waarin mosasauriërs, zeeschildpadden, haaien en inktvissen rondzwommen. Ook in deze zee werd een tot 40 meter dikke zandlaag afgezet, de Vaalser groenzanden. Zowel de Akense zanden als de Vaalser groenzanden werden in het verleden afgegraven in de voormalige zandgroeve Rütsch aan de westkant van de Lousberg. De Akense geoloog Ignaz Beissel beschreef een zandgroeve met een 40 meter dik profiel van Akens zand en daarboven Vaalser groenzand. Opvallend daarin waren volgens hem de zandsteenbanken en zandsteenlenzen in het verder losse zand. Hij ontdekte er ook afdrukken van takken van Sequoias.
Daarna werd de zee nog dieper en was het vasteland ver verwijderd. In het water dreven microscopisch kleine kalk- en kiezelalgen. Tegenwoordig vormen deze de zes meter dikke laag Vetschauer kalk die bovenop de Lousberg ligt. Deze hagelwitte kalksteen wordt doorsneden door lagen donkerbruine tot zwarte vuursteenlagen. In 1841 ontdekte de Akense paleontoloog M.H Debeye in de bovenste lagen van de Vetschauer kalk tanden van haaien, tanden van mosasaurussen, stekels en schilden van zee-egels, schelpen, slakkenhuisjes, ammonieten, belemnieten en brachiopoden. De Romeinse thermen aan de Büchel werden gemaakt van de Vetschauer kalksteen. Ook de eerste stadsmuur van Aken, de Barbarossamauer, is opgevuld met de Vetschauer kalk.
De zuidhelling van de Lousberg was in de IJstijden sterker aan de zonne-instraling blootgesteld aan de noordhelling en daardoor was de solifluctie (het wegglijden van de deels bevroren bodem) hier ook sterker. In het midden van de 19e eeuw werden in deze zuidhelling ook slagtanden van een Mammoet en diverse botten van Oerrunderen en van Oerpaarden gevonden.
De Salvatorberg is geheel opgebouwd uit Akens zand. Tot in de 20e eeuw lag aan de noordoostkant van de Salvatorberg een zandgroeve. In dit zand werden fossielen van slakken en schelpen gevonden. Ertussen lagen stukjes kool en daarnaast werden er afdrukken van takken van Sequoias gevonden.
De Wingertsberg is een restberg uit losse Akense zanden en Vaalser groenzand. Door het ontbreken van de beschermende laag van Vetschauer kalk is deze berg grotendeels geërodeerd. Aan de zuidkant van de Wingertsberg werden in het midden van de 19e eeuw door de Akense paleontoloog Debeye zeer goed bewaarde fossielen van bladeren en vruchten uit het Krijt gevonden.
Bovenop de Lousberg werd in het Neolithicum, de Jonge Steentijd, tussen 3600 en 3200 voor Christus, door de mensen uit de zogenaamde Michelsberger cultuur, vuursteen gewonnen. Dit deden ze in dagbouw. Dit omdat de bovenliggende kalksteen zeer broos was en het graven van schachten en mijngangen onmogelijk was vanwege het instortingsgevaar (Hennies, 2006). De bovenste etage van de Lousberg werd daarom vanuit het zuiden gaandeweg afgegraven. Geschat wordt dat de vuurstenen zich in de bovenste 4,5 meter van de oorspronkelijk 6 meter dikke laag Vetschauer kalk lagen en dat dus slechts 1,5 meter van de kalksteenlaag is overgebleven. Het afvalmateriaal, zowel de deklagen als onbruikbare vuurstenen, liet men achter zich liggen. Deze afvalbergen zijn, bedekt onder een laag grond, nog zichtbaar in het taxusbosje nabij het draairestaurant. De vuursteen werd gedolven met behulp van vuurstenen bijlen. Deze waren gemaakt van grote vuurstenen die aan de zijkant ingekerfd waren om ze eenvoudiger in een houten steel te kunnen bevestigen. Ook hertengewei werd gebruikt om de vuursteen los te breken. Vuursteen was vroeger een geliefd materiaal om voorwerpen te maken. Het was zeer hard, had zeer scherpe kanten en kon zeer eenvoudig bewerkt worden. Dit gebeurde op de Lousberg zelf. Op 2,5 meter diepte is nabij de watertoren een laag vuursteensplinters gevonden. Dit is een rest van een vuursteenwerkplaats. Uit de vuursteen werden vervolgens halffabrikaten van met name vuursteenbijlen gemaakt. De bewerking tot eindproduct gebeurde elders. Deze werden vooral naar Hessen, maar ook naar de omgeving van Trier en het zuiden van België (Hennies, 2006) verhandeld.
De vuursteenmijnbouw werd ontdekt door de Akense geoloog Ignaz Beissel rond 1877 toen het park op de Lousberg werd aangelegd.
Tijdens de IJstijd joegen de rendierjagers vanaf de Lousberg op Mammoeten en Rendieren, van bovenaf konden ze de kuddes immers al van verre zien aankomen.
De Lousberg werd eeuwenlang gebruikt voor het weiden van vee en was daardoor onbebost. Ook lagen er kleine akkers.
De Lousberg werd vanaf 1807 door de Franse bezetters al in een enorm park omgevormd. Dit gebeurde op de eerste plaats door bomen aan te planten op de toen nog kale heuvel die tot dan toe vooral gebruikt werd om schapen te weiden en als oefenterrein voor de schutterij. Verder werden er mooie, kronkelige wandelpaden aangelegd. Al in 1806 was er een burgerinitiatief om de Lousberg mooier te maken. Daartoe werd de tuinarchitect Maximilian Weihe, een neef van Lenée, de tuinarchitect van Potsdam, aangetrokken. In 1818 werd de Lousberg beplant, dit gebeurde met geld dat met een loterij was opgehaald.
De ´Redoute´ was een zaal waar gegeten, gedronken en gedanst kon worden in het restaurant ´Belvedère´ dat door de Akense burgerij en de kuurgasten werd bezocht. In de bijbehorende ronde zaal stonden dikke ronde zuilen uit Akense blauwsteen. Daarnaast waren er bijgebouwen en een terras. Het eerste Belvedère was in 1818 al bouwvallig. In 1828 werd het gerestaureerd en vergroot. In 1836 brandde het weer af en volgde in 1840 een nieuwbouw. In de Tweede Wereldoorlog brandde het af en werd niet meer herbouwd. De fundamenten, en met name de zuilen van de ronde zaal, staan echter nog op de Lousberg.
Vroeger lag ook op de plek van het Belvedère een zandgroeve waar Vaalser groenzand werd gedolven.
Eén van de fraaie bouwwerken op de Lousberg is het Kersten´schen Pavillon dat door J.J. Couven werd gebouwd. Dit stond eerst in een tuin in de stad, maar moest hier in 1907 wijken voor de aanleg van een weg, en verhuisde toen naar de Lousberg. Het kleine paviljoentje is opgetrokken uit blauwsteen en heeft een met leien gedekt mansardedak. Het plafond is versierd met rococo-stucwerk. Ernaast staat een kunstig gesmeed sierhek met aan de onderzijde een muurfontein. Zowel het paviljoen, als het sierhek en de fontein zijn een ontwerp van J.J. Couven. In de jaren 1950-1960 werd het vrij kleine paviljoen als woonhuis gebruikt. Badkamer en keuken bevonden zich in de kelder, geslapen werd op de verdieping en in het midden lag de woonkamer.
Op de Lousberg staat ook een hoge watertoren uit 1956. Op de bovenste etage bevindt zich een restaurant dat langzaam ronddraait. Tijdens een drankje of het nuttigen van een kleine maaltijd gaat u in een uurtje helemaal rond en kunt u genieten van het uitzicht op afwisselend Aken, het Aachener Wald of de Eifel. In de Franse tijd stond hier een Monopteros, een klein tempeltje dat door Maximilian Friedrich Weyhe, een architect uit Düsseldorf, in het begin van de 19e eeuw gebouwd was.
Op de top van de Lousberg staat een Obelisk, in 1807 gebouwd als monument ter ere van Napoleon. Erbovenop stond een Gallische haan. Het was echter niet alleen een monument, maar de van ver zichtbare zuil diende ook een praktisch doel. In die tijd had Jean Joseph Tranchot namelijk de opdracht om het Rijnland in te meten en kaarten te vervaardigen waardoor het leger zich sneller zou kunnen verplaatsen. De Obelisk diende daarbij als meetpunt. Met de val van Napoleon werd de obelisk in 1814 verwoest. Soldaten uit Mecklenburg hadden gehoord over een schat van gouden en zilveren munten die onder de obelisk verborgen zou zijn. Een jaar later, in 1815, bij de komst van de Pruisen, werd de Obelisk herbouwd, nu als meetpunt bij de kaart van Von Müffling & Tranchot.
Aan de voet ervan ligt het Kurviertel, waar zich het casino, het Kurhotel Quellenhof, de Kurmittenhf en het Neue Kurhaus bevinden. Dit hotel werd in 1916 gebouwd. Voor het Casino ligt een klein parkje met een langgerekte vijver met een fontein erin. Vooral ´s avonds, als het verlicht is, ziet dit er prachtig uit.
Ook grenzen er woonwijken aan de voet van de Lousberg, zoals de Nizza-Allee die in 1913 ontstond als villawijk.