Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Daslook.
     

Daslook (Allium ursinum) is een plant uit de lookfamilie (Alliaceae) die in de tweede helft van het voorjaar bloeit, meestal rond 1 mei in Zuid-Limburg en zelfs pas enkele weken later in de Kalkeifel. Na de bloei, wanneer de bladeren beginnen te vergaan, begint de plant sterk te ruiken. De typische geur is kenmerkend voor de vochtige hellingbossen waar de plant groeit.

Uiterlijk.

Daslook is een bolgewas dat alleen in het voorjaar bovengronds aanwezig is. De bladeren verschijnen doorgaans in de loop van februari of maart. Opvallend is dat de witte spoelvormige bol slechts uit één bladschub bestaat. Daslook heeft grasgroene bladeren die ovaal tot lancetvormig en lang gesteeld zijn. Ze zijn twee tot zes centimeter breed en hebben parallel lopende nerven. Opvallend is dat de onderkant van het blad naar boven is gekeerd en donkerder van kleur is dan de eigenlijke bovenkant (Weeda, 1999). Aan de top zijn de bladeren spits, terwijl de voet afgerond tot zwak wigvormig is. De bloemstengel is driekantig en bereikt een hoogte van tien tot veertig centimeter. Vóór de bloei is de bloeiwijze omhuld met een bloeischede en lijkt dan op een speer. Inderdaad is deze bloeischede in staat om door zacht materiaal, zoals afgevallen blad, heen te steken en zo verder omhoog te groeien. De planten bloeien vanaf hun vijfde levensjaar en worden in de regel niet ouder dan zeven tot acht jaar (Weeda, 1999). Daslook bloeit tussen eind april en eind mei. Wanneer hij bloeit vormt Daslook losse bolvormige witte bloemschermen, die hoog boven de bladeren uitsteken. Daslook heeft fraaie stervormige bloemen, die graag bezocht worden door zweefvliegen, die het stuifmeel overbrengen. De zes witte bloemdekbladeren worden ongeveer zeven tot twaalf millimeter lang. Ook bezit de bloem zes meeldraden die een lengte van zeven millimeter bereiken en korter zijn dan de bloemdekbladen. De stamper is driedelig. Na de bloei valt het bloemdek meestal af. De plant vermenigvuldigt zich met name door zaad en nauwelijks door de vorming van nevenbollen (Weeda, 1999). Dit is een uitzondering onder de bolgewassen. De hoeveelheid zaad, die gevormd wordt, is groot. In juni zijn de twee tot drie millimeter grote, zwartbruine zaden rijp. Ze dragen een mierenbroodje en worden daarom door mieren meegenomen naar hun nest. Op deze manier dragen mieren bij aan de verspreiding van de soort. Ook nemen grotere dieren vaak stukjes leem aan hun poten mee waar ook zaden of kiemplanten in zitten. Meestal is slechts de helft van de zaden vruchtbaar omdat de bevruchting slecht is. Daslook is een koudekiemer, dat houdt in dat de zaden moeten zijn blootgesteld aan een vorstperiode voordat ze kiemen kunnen. De kiemduur bedraagt maar liefst twee jaar. Omdat de soort zich echter ook door de vorming van nevenbollen kan voortplanten kunnen er dichte populaties ontstaan.
Na de bloei trekt de plant de voedingsstoffen terug in de bol en verwelken de bladeren. Als de bladeren geel verkleuren en langzaam verwelken is de uiengeur nog intensiever dan tijdens de bloei. In de zomer zijn de bovengrondse delen van de plant verdwenen.

Biotoop.

Daslook komt voor in schaduwrijke, vochtige loofbossen en onder heggen. Meestal groeit Daslook op leembodems waar op ietwat grotere diepte kalk in de ondergrond zit. Zandbodems worden gemeden. Daslook heeft een voorkeur voor losse, voedsel- en humusrijke bodems waar snelle omzetting van strooisel plaatsvindt. Daslook groeit daarom graag aan de voet van hellingen waar het erosiemateriaal zich verzamelt. Deze bodems, waar door de werking van stromend water en de invloed van mens en dier, samen met de zwaartekracht een menging heeft plaatsgevonden van löss, kalk en organische resten, worden colluvium genoemd (Westhoff, 1973) Ze zijn onder meer te vinden in grubben en in beekdalen. Ook komt deze soort voor in ooibossen langs de grote rivieren. Daslook groeit bijna altijd op hellingen en minder vaak op vlak terrein waar zich water zou kunnen verzamelen. Dit heeft ermee te maken dat de bollen niet te nat mogen worden, aangezien ze dan zouden gaan rotten. Wel vindt vaak op geringe diepte afstroming van water plaats.
Daslook is regelmatig te vinden in het Parelgras-Beukenbos (Melico-Fagetum) (Stortelder, 1999). Dikwijls groeit het in dichte populaties waarin nauwelijks nog plaats is voor andere plantensoorten. Dat komt waarschijnlijk omdat de bladeren andere planten wegdrukken en doordat de planten bepaalde stoffen uitscheiden die andere planten niet verdragen. De grote hoeveelheden nitraat die Daslook opslaat, komen na het verwelken echter weer de later bloeiende soorten ten goede. Dit zijn doorgaans stikstofminnende soorten zoals Grote brandnetel (Urtica dioica) en Kleefkruid (Gallium aparine).Vaak groeit Daslook samen met soorten als Gewone salemonszegel (Polygonatum multiflorum), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Zwarte rapunzel (Phyteuma spicatum ssp. nigrum), Gele anemoon (Anemone ranunculoides), Bosbingelkruid (Mercurialis perennis), Bosandoorn (Stachys sylvatica), Schaduwgras (Poa nemoralis) en Bosgierstgras (Millium effusum). Ook kleinere soorten, die echter doorgaans vroeger bloeien, zijn vaak samen met Daslook te vinden, hiertoe behoren Speenkruid (Ranunculus ficaria), Muskuskruid (Adoxa moschatellina) en Vingerhelmbloem (Corydalis solida).

Verspreiding.

Daslook komt in West-, Midden-, en Oost-Europa voor, noordwaarts tot Midden-Noorwegen en de Baltische Staten, verder in de Kaukasus en op verspreide plaatsen in Zuid-Europa (Weeda, 1999). In Nederland komt ze van nature voor in Zuid-Limburg en in de duinen tussen Bergen en ´s Gravenhage. In Zuid-Limburg is Daslook met name te vinden in het Bunderbos, het Savelsbos en verspreid over enkele bossen nabij Wijlre, rondom Heerlen en bij Valkenburg.
Als stinzenplant is ze verspreid door Nederland en komt voor in het rivierengebied, Utrecht en het noorden van Nederland. Sinds 1561 wordt Daslook als sierplant gekweekt (Bakker, 1985). In 1683 werd ze door Commelin al vermeld voor Maarssen en de omgeving van Haarlem (Bakker, 1985). Daslook is een goed voorbeeld van een regionale stinzenplant die in het zuiden van Nederland nog natuurlijke standplaatsen heeft en elders door mensen is aangeplant rondom herenhuizen en op landgoederen. In Nederland is het een beschermde plant.

Naamgeving.

In het Duits heet Daslook "Bärlauch". Deze naam gaat terug op de Germanen, die dachten dat het eten van de plant hun bepaalde krachten gaf. Ze zagen namelijk dat beren na hun winterslaap van de bladeren aten en dachten dat de krachten van deze dieren overgingen op de planten. De beren aten de planten echter omdat ze na hun winterslaap vaak een prop in hun darm hadden en met het eten van de planten konden ze hun ontlasting eenvoudiger kwijtraken. Ook de Latijnse naam Allium ursinum heeft te maken met beren. Allium betekent look en ursinum komt van ursus dat beer betekent.
De naam Daslook kan ermee te maken hebben dat op plekken waar de plant groeit ook vaak Dassen (Meles meles) leven, die hun holen tussen deze planten graven. De graafactiviteiten van de Das komen de plant ten goede omdat ze de grond precies die structuur en samenstelling geven die ze nodig heeft. Een volksnaam is ook wel Wilde knoflook.

Gebruik in de keuken.

De bladeren van Daslook worden met name in Duitsland graag verzameld. Dit doet men vóór de bloei en men gebruikt hiervoor grote manden. Natuurlijk moet er wel op gelet worden dat men geen eitjes van de vossenlintworm mee verzamelt. De bladeren kunnen op diverse manieren worden gebruikt. Ze kunnen rauw en fijngehakt worden gebruikt in onder meer sla, kruidenkaas of als pesto. Ook fijngehakt op de boterham is het blad voor de liefhebber een ware lekkernij. De smaak lijkt op Bieslook (Allium schoenoprasum). Daslook bevat grote hoeveelheden zwavelverbindingen, magnesium, mangaan en ijzer. En hoewel het zwavelgehalte bij Daslook veel hoger is dan bij Knoflook, blijft er geen mondgeur achter. Dat ligt waarschijnlijk aan de betere binding van het zwavel aan bepaalde eiwitten.

Zelf Daslook zien.

Mooie plekken met grote hoeveelheden Daslook zijn onder meer het Savelsbos en Bunderbos in Zuid-Limburg, het dal van de Hohnbach in de Belgische Oostkantons en het dal van de Urft in de Kalkeifel nabij Nettersheim.

Literatuur:

Bakker, P., Boeve, E., 1985, Stinzenplanten, Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland, ´s Graveland.
Stortelder, A.H.F., Schaminée, J.H.J., Hommel P.W.F.M., 1999, De vegetatie van Nederland, deel 5, Opulus Press, Leiden.
Weeda, E.J., Westra, R., Westra Ch., Westra, T., 1999, Nederlandse oecologische flora, wilde planten en hun relaties deel 4, IVN, Haarlem.
Westhoff, V., Bakker, P.A. et al, 1973, Wilde planten, flora en vegetatie in onze natuurgebieden, deel 3, Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland, ´s Graveland.