Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Broekbos.
     
Broekbos met Bittere veldkers in Broichbachtal. Broekbos met Dotterbloem in Landgoed Hoosden.


Onder broekbossen worden bossen verstaan waarin de vegetatie vrijwel permanent onder invloed van het grondwater staat en waarin Zwarte els (Alnus glutinosa) of Zachte berk (Betula pubescens) de boomlaag vormt (Stortelder et al, 1998). De naam `broek` komt van het vroeg-Middeleeuwse woord ´brok` of ´broke´ dat laag (-gelegen) betekent.
Broekbossen groeien zowel op dikke veenpakketten, als op dunne, moerige lagen op minerale ondergrond. De grondwaterstand en de luchtvochtigheid in een broekbos zijn hoog. Door zuurstofgebrek wordt organisch materiaal niet geheel afgebroken, maar in de bodem opgehoopt. Dit onderscheid broekbossen van andere bostypen. Elzen- en berkenbroekbossen vormen het eindstadium van de successie.


Elzenbroekbossen.

Elzenbroekbossen groeien vaak in lage delen van beekdalen. Hierin is het substraat het grootste deel van het jaar nat en vindt ´s winters overstroming plaats. ´s Zomers staat het grondwater doorgaans onder het maaiveld. Er kunnen vrij grote fluctuaties in de grondwaterstand optreden. De vorming van een veenlaag is mogelijk, maar doorgaans blijft de minerale ondergrond binnen bereik van de boomwortels. Hoewel elzenbroekbossen in Europa in het laag- en heuvelland kunnen voorkomen, zijn ze een zeldzame verschijning. Elzenbroekbossen van enige omvang zijn in Nederland zeldzaam. Dit komt met name door ontginning en grondwaterstandsverlaging. Op de meeste plekken werden broekbossen omgevormd tot grasland. Alleen daar waar door de langdurig hoge waterstand of zeer sterke kweldruk het gebruik als weiland niet mogelijk was, bleven broekbossen bestaan. 
Grondwaterstandsverlaging is in het broekbos goed merkbaar aan het optreden van brandnetels en bramen en het verdwijnen van de karakteristieke plantensoorten.


Elzenhakhout.

De broekbossen werden vaak als (elzen-)hakhout gebruikt. Dit betekent dat het hout regelmatig gekapt werd en dat uit de stobben weer nieuwe stammen uitliepen. Het kappen van de stobben gebeurde doorgaans tussen half november en eind maart en werd om de vier tot vijf jaar gedaan wanneer het hout gebruikt werd als brandhout of voor bonestaken of om de tien tot elf jaar als het gebruikt werd voor het maken van schansen om de ovens te stoken. Elzenhout werd gebruikt voor het maken van houtskool, handvaten van gereedschappen en voor bezems. Ook werden er hei- en steigerpalen mee gemaakt, elzenhout is hier door de rechte stamvorm zeer geschikt voor.

Vegetatie van Elzenbroekbossen.

Elzenbroekbossen behoren tot het verbond Alnion. Kenmerkende soorten van het Alnion, die in de ondergroei van andere bostypen doorgaans ontbreken, zijn Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Melkeppe (Peucedanum palustre), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Moerasviooltje (Viola palustris), Pluimzegge (Carex paniculata), Hoge cyperzegge (Carex pseudocyperus) en Puntmos (Caliergonella cuspidata). In de struiklaag valt Grauwe wilg (Salix cinerea) op.
Andere veel voorkomende soorten van het Alnion, maar die ook in andere bostypes voor kunnen komen, zijn Blauw glidkruid (Scutellaria galericulata), Grote wederik (Lysimachia vulgaris), Gele lis (Iris pseudacorus), Moeraswalstro (Galium palustre), Kale jonker (Cirsium palustre), Holpijp (Equisetum fluviatile), Watermunt (Mentha aquatica) en Pitrus (Juncus effusus).
Behalve de Zwarte els (Alnus glutinosa) zijn er weinig plantensoorten die echt typerend zijn voor het elzenbroekbos, tenminste in zoverre dat de meeste soorten ook in andere voedselrijke, moerassige milieu ´s optreden. Enkel Bitterzoet (Solanum dulcamara) en Hennegras (Calamagrostis canescens) zijn typerend.
Binnen het verbond Alnion komen twee associaties voor.
De associatie van het Moerasvaren-Elzenbroek (Thelypterido-Alnetum) die gebonden is aan laagvenen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Moerasvaren (Thelypteris palustris). Verder groeien hier Pluimzegge (Carex paniculata), Riet (Phragmites austrialis), Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), de bastaart van Geoorde en Grauwe wilg (Salix multinervis) en Kamvaren (Dryopteris cristata).
De associatie van het Elzenzegge-Elzenbroek (Carici elongata-Alnetum) die gebonden is aan beekdalen wordt gekenmerkt door Elzenzegge (Carex elongata). Verder groeit er Stijve zegge (Carex elata), Pinksterbloem (Cardamine pratensis), IJle zegge (Carex remota) en Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina)
Hoewel Elzenzegge en Moerasvaren in Nederland doorgaans niet naast elkaar voorkomen, treedt deze uitzonderlijke situatie wel op in de broekbossen in Landgoed Hoosden bij Sint-Odiliënberg.
Zwarte els vormt in het eindstadium van de successie de boomlaag. In beekdalen kunnen de bomen wel 20 meter of meer bereiken. In goed ontwikkelde elzenbroekbossen ontbreken normale bosplanten en schaduwminnende struiken in de ondergroei omdat ze niet overweg kunnen met de hoge waterstand. Hierdoor ogen elzenbroekbossen vrij open. Waar het te nat wordt voor elzenbroekbossen, groeien aan de rand ervan vaak wilgenstruwelen.

Literatuur.

Stortelder, A.H.F., P.W.F.M. Hommel & R.W. de Waal, 1998. Broekbossen. Bosecosystemen van Nederland 1, KNNV-uitgeverij, Utrecht.