Het tegenwoordige aardverschuivingsgebied was ooit het zogenaamde Rumpenerveen. In de jaren ´50 van de vorige eeuw vonden op de Brunssummerheide grote aardverschuivingen plaats, waarbij circa 600.000 m3 zand van een zanddepot in een oude, met water gevulde bruinkoolgroeve schoof (Kuyl, 1967). Het zand was afkomstig van een zandberg die in 1918, bij het begin van de exploitatie van de bruinkool in de groeve Energie, aan de westkant van het bruinkoolveld op een (te) grote heuvel was gestort. In 1924 eindigde de bruinkoolwinning en werd de zandheuvel met bomen beplant. Nadat het dagenlang had geregend, begon op 10 juni 1955 rond 8.30 uur een deel van het zand naar onder te schuiven. Dit gebeurde omdat er door de aanwezigheid van een bruinkool- of kleilaag geen stabiele stortberg was gevormd. In vijftien minuten tijd schoof rond 600.000 m3 zand/grond/bos de 30 meter diepe bruinkoolgroeve, Grote Put genaamd, in. Het water van de vijver werd daarbij opgestuwd naar de duiker die bij de Ouverberg de Rode Beek onder de steenberg heen leidt. Deze kon de watermassa niet aan, waardoor de Rimburgerweg 1 meter onder water kwam te staan.
In 1958 volgde een volgende verschuiving waarbij zelfs het openluchtzwembad dat aan de rand van de Grote put lag, werd meegenomen. Ook de schietbaan voor kruisbogen verdween onder het zand. Op het moment van de aardverschuiving was een filmploeg net bezig een film te draaien. Het paard dat bij de opnames werd gebruikt, verdronk bij de aardverschuiving. Het water stond tot op de Rimburgerweg. Na de beving bleef een afwisseling van humuslagen en Mioceen zand over. Het Miocene zand kwam in golven tot rust. Tijdens de aardbeving van 13 april 1992 werd de bodem hier wederom flink bewogen hetgeen lokale aardverschuivingen tot gevolg had. Deze verschuivingen zijn nog duidelijk te zien aan de verschillende breukvlakken in het terrein. Door de aardbeving zijn ook verse zanden omhoog gekomen. Deze recente aardverschuivingen hebben waarschijnlijk te maken met de nabijheid van de Feldbiss, een geologische breuklijn, die ter hoogte van de zogenaamde Toeristenweg verloopt.
Het Aardverschuivingsgebied is 18 hectare groot. Vroeger lagen in de slenken plassen. Op de ruggen groeide vroeger Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) en Grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum). In de slenken groeiden ook veenmossen met Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata), Veldrus (Juncus acutiflorus) en Kruipwilg (Salix repens). Langs de oevers van de plassen groeide Pluimzegge (Carex paniculata), Wateraardbei (Potentilla palustris), Holpijp (Equisetum fluviatile), Riet (Pragmites austrialis) , Heidekartelblad (Pedicularis palustris) en Zompzegge (Carex curta).
Het gebied is in de loop van de tijd veranderd van open terrein in jong dennenbos. Grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum) groeit hier op de noordhellingen van de dammetjes die hier ontstaan zijn door de aardverschuiving. Waar het onderin niet te nat is, groeit ze ook tussen de dammetjes.
In het gebied liggen ook stukken doorstroommoeras en enkele poelen die begroeid zijn met Wateraardbei (Potentilla palustris), Duizendknoopfonteinkruid (Potamogeton polygonifolius) en Drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans). Het gebied is begroeid met onder meer Zwarte els (Alnus glutinosa), Boswilg (Salix cinerea), Zachte berk (Betula pubescens), Grove den (Pinus sylvestris) en veel Riet (Phragmites australis). Ook groeit er Grote lisdodde (Typha latifolia), Snavelzegge (Carex rostrata), Zompzegge (Carex curta), Pitrus (Juncus effusus), Kale jonker (Cirsium palustre), Duinriet (Calamagrostis epigejos) en Leverkruid (Eupatoria cannabinum). Een bijzonder mos is Gevind moerasvorkje (Ricardia multifida), een klein lichtgroen mosje dat in het water groeit. Het is aan het uiteinde vertakt, hieraan dankt het haar naam moerasvorkje. Er groeien nog diverse andere soorten mossen, waaronder Rood viltmos (Aulacomnium palustre), Gewoon knopjesmos (Aulacomnium androgynum) (op dood hout), Gewimperd veenmos (Sphagnum fimbriatum), Gewoon maanmos (Cephalozia bicuspidata) en Gewone pellia (Pellia epiphylla). Moerasplakaatmos (Pellia neesiana) en Gewoon viltsterrenmos (Rhizomnium punctatum) groeien in dit gebied in de buurt van een plasje. Op enkele lichte plekken groeit in poeltjes Klein blaasjeskruid (Utricularia minor). Dit is een klein vleesetend plantje met zwavelgele bloempjes die aan een teer stengeltje uit het water omhoog steken. Onder water bevinden zich de kleine vangblaasjes. De vangblaasjes zijn afgesloten met haartjes en binnenin heerst een onderdruk. Als een klein diertje, bijvoorbeeld een watervlo, de haartjes aanraakt wordt hij naar binnen gezogen en binnenin de blaasjes verteerd. Zo krijgt het plantje extra voedingsstoffen, hetgeen het overleven in voedselarme (oligotrofe) wateren mogelijk maakt. Door het gebied stroomt oligotroof water. Op enkele plekken groeit een elzenbroekbos. Langs de rand hiervan groeien in de herfst twee bijzondere paddenstoelen die gebonden zijn aan de Zwarte els (Alnus glutinosa). Dit zijn de Elzenboleet (Gyridon lividus) en de Elzenkrulzoom (Paxillus filamentosus). Elzenboleet heeft aflopende buisjes die bij druk blauw verkleuren. Elzenkrulzoom heeft een omgekrulde hoedrand en een gebarsten hoedhuid. In de rietzomen in het Aardverschuivingsgebied groeit veel veenmos. Hier leeft ook de schuwe Waterral (Rallus aquaticus), die zich vaker laat horen dan zien. Verder houden zich in de trektijd vaak Rietgorzen (Emberiza schoeniclus) in het riet op. In de wintermaanden zitten groepjes Sijsjes (Carduelis spinus) in de elzenpropjes. Deze vogeltjes vallen vaak in grote groepen in en lijken dan haast te verdwijnen in de boomkruinen. Pas als ze weer wegvliegen vallen ze weer op.