De bossen op de drogere gronden bestaan grotendeels uit aangeplante naaldbossen. De Grove den (Pinus sylvestris) kwam hier voor de IJstijd inheems voor, maar verdween daarna. Sinds de 18e eeuw wordt hij in Nederland weer aangeplant. Dat gebeurde vanaf circa 1730 op de Brunssummerheide. Grove dennen werden in het recente verleden aangeplant om te dienen als stuthout in de steenkolenmijnen. Het voordeel van dit hout -boven andere houtsoorten of kunstmatige stutten- was, dat men het hoorde kraken wanneer het onder het erop steunende gewicht dreigde te bezwijken. De mijnwerker onder de stut had dan nog de tijd om een veilig heenkomen te zoeken. De dikke stammen werden voor planken gebruikt, de dunnere als mijnhout en van de rest werden takkenbossen gemaakt die in de mijnen en bij de bakkerijen gebruikt werden. Deze bossen liggen als een soort hoefijzer aan de zuid-, noord- en oostkant van het gebied en nabij het Spookbos ook midden in het gebied. Kenmerkende soorten in de ondergroei zijn Lijsterbes (Sorbus aucuparia), Gewone vlier (Sambuccus nigra), braam (Rubus pyramidalis), braam (Rubus gratus), braam (Rubus sprengelii), Bochtige smele (Deschampsia flexuosa), Drienerfmuur (Moehringia trineveria) en Brede stekelvaren (Dryopteris dilatata). Op één plekje is rond 1996 in een 30 jarig dennenbos een kleine populatie van Dennenorchis (Goodyera repens) gevonden. Dit was de eerste vondst in Limburg van deze soort die zich lijkt uit te breiden in aangeplante dennenbossen. Een groot probleem vormt de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), bestrijding van deze exoot is noodzakelijk. Dit is echter arbeidsitensief, duur en zorgt voor veel chemisch afval in de grond. De Amerikaanse vogelkers wordt door vogels verspreid, die haar bessen eten. Het is dus het meest zinvol om de oudere struiken die bessen produceren weg te halen.
Op enkele plekken lijkt de ondergroei van de dennenbossen ook sterk op die van de eiken-berkenbossen. Dan komt er alleen Bochtige smele (Deschampsia flexuosa) of Struikhei (Calluna vulgaris) voor.
Een nadeel van de naaldbossen is het hoge brandgevaar. Dit in tegenstelling tot de natuurlijke eiken-berkenbossen. De huidige beheerder van de Brunssummerheide, de Vereniging Natuurmonumenten, streeft er naar om het gebied om te vormen tot meer natuurlijke loofbossen. Vanaf januari 2006 worden daarom bossen met Grove dennen gedund om zo meer plaats te bieden aan loofbomen.