Hangvennen.
Langs de rand van de Toeristenweg over de Brunssummerheide liggen enkele kleine zure vennetjes met een bijzondere natte heidevegetatie. De hangveentjes zijn ontstaan doordat het grondwater op de Feldbissbreuk en over Miocene kleilagen uittreedt. De oorspronkelijke hangveentjes waren grotendeels dichtgegroeid en ze zijn daarom in het verleden weer vrijgemaakt en uitgegraven als vennetjes. Opvallend zijn de grote hoeveelheden Witte snavelbies (Rhynchospora alba), Gewone dophei (Erica tetralix), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) en veenmossen (Sphagnum sp.). Gewone dopheide groeit vaak op vochtige, laag gelegen plekken. Vaak op plekken waar door de aanwezigheid van een oerbank in het podzolprofiel water stagneert. Dopheide bloeit doorgaans een maand eerder dan Struikheide. Naast de meer bekende vleesetende zonnedauw groeit hier nog een andere carnivore plant, namelijk het Klein blaasjeskruid (Utricularia minor). Deze heeft kleine vangblaasjes waarin een onderdruk heerst. Op het moment dat een klein insect de haren die de opening afsluiten aanraakt wordt hij naar binnen gezogen en verteerd. De vertering wordt gedaan met een stof op de binnenwand van de blaasjes die de gevangen diertjes verteerd. Klein blaasjeskruid kann zich geslachtelijk, met zaad, maar ook ongeslachtelijk, met klein bolletjes die in de modder op de bodem de winter overleven, voorplanten. Hier en daar groeit ook Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata). Langs het water leven diverse soorten libellen, waaronder de Koraaljuffer (Ceriagrion tenellum).