Kamvaren.
Kamvaren (Dryopteris cristata) is een varensoort van veengebieden met bosopslag en broekbossen. De bladeren bereiken een lengte van veertig centimeter tot één meter. Opvallend is dat de planten twee soorten bladeren hebben. De buitenste bladeren zijn steriel en min of meer uitgespreid. De binnenste bladeren zijn fertiel, rechtopstaand en anderhalf tot twee keer zo lang als de buitenste bladeren. De blaadjes van de eerste orde zijn min of meer om hun as gedraaid en staan daardoor loodrecht tot schuin ten opzichte van het vlak van de bladschijf. De blaadjes van de eerste orde zijn gesteeld. De bladschijf heeft tien tot twintig blaadjes aan weerszijden van de as. De tanden van de blaadjes zijn kort stekelpuntig. De bladsteel is langer dan de rest van het blad. De bladeren zijn 30 tot 70 centimeter lang. De sporen zijn rijp van juli tot september. Kamvaren groeit in elzen-, wilgen- en berkenbroekbossen. Ook aan de rand van veengebieden. Op vochtige, redelijk voedselrijke en basenrijke ondergrond die matig zuur is. De planten staan altijd in de halfschaduw.
De Kamvaren zit hier aan de zuid-westgrens van zijn verspreidingsgebied. In Limburg komt de soort voor in zes nieuwe kilometerhokken in de omgeving van Schinveld en Brunssum, maar ook langs de Geul in het Beneden-Geuldal. De soort was volgens de Limburgse botanicus A. de Wever rond 1930 bijna uit Zuid-Limburg verdwenen. Decennialang was ze zeer zeldzaam en pas vrij recent komen weer enkele nieuwe meldingen binnen.