Elsloo is een klein plaatsje tussen Beek en Stein, aan de rand van het Maasdal. Het is een van de best bewaarde dorpen van het Maasdal. De oude kern met zijn vele monumentale panden, parochiekerk, kasteel, botanische tuin en streekmuseum zijn de moeite meer dan waard. De steile berg in het dorp met zijn vele kinderkopjes is een geliefd doelwit voor wielrenners en ´s zomers zitten de terrassen die her en der in het dorp liggen vol wandelaars. Met name langs de straat "Op den Berg" liggen enkele fraaie panden, deels in witgepleisterd baksteen met mergelblokken erin, maar ook de Schippersbeurs uit de 17e eeuw in renaissancestijl.
Op de hoek van de Kaakstraat, Dorpstraat en Raadhuisstraat staat een eenvoudig bakstenen kapelletje met mooie kalkstenen pilasters. Dorpstraat 3 is een mooi pand uit 1697 en Dorpstraat nummer 5 is een huis met speklagen van kalksteen tussen de baksteen uit 1712.
Het dorp zelf is een bezoek meer dan waard, maar kan ook fungeren als uitvalsbasis voor een wandeling door het prachtige Bunderbos.
Historie van Elsloo.
Bandkeramiekers.
Al sinds het stenen tijdperk hebben hier mensen geleefd. De bandkeramiekers (7000 jaar geleden) waren de eerste landbouwers die zich hier vestigden. In 1955 zijn bij opgravingen tijdens uitbreidingen van het dorp vondsten gedaan die daarop wijzen. Hier werden 100 boerderijen gevonden. Deze waren te herkennen als zwarte verkleuringen in de gele kleigrond. Ze lagen op 40 centimeter onder het maaiveld. Rondom de boerderijen waren ook afvalkuilen te vinden waarin vele vondsten van onder meer aardewerk zijn gedaan. Deze kuilen zijn ontstaan bij de kleiwinning t.b.v. het dichtsmeren van de vakwerkwanden die de boerderijen vaak hadden. Ook waren de wanden vaak gemaakt uit dikke eiken palen. Voor een boerderij waren minstens 60 eiken nodig. De boerderijen waren circa 100 meter lang en zes meter breed. Ze waren allemaal zuid-west gericht. Waarschijnlijk woonden de mensen in het middendeel, zat achterin een schuur en voorin het vee.Verder werden er grafvelden ontdekt. Hier werden normale graven, waarin de doden met opgetrokken knieen begraven waren ontdekt, maar ook asurnen. Bij de gewone graven waren bijgiften zoals pijl en boog, aardewerken pot met waarschijnlijk voedsel en een maalsteen gevonden. De asurnen waren heel kunstig versierd met banden en langwerpige patronen van stipjes. Hieraan dankt de cultuur van de Bandkeramiekers haar naam. Bandkeramiekers waren de eerste akkerbouwers in onze streken. Ze verbouwden primitieve graansoorten als Emmer en Eenkoorn en hielden schapen, koeien en geiten. Ze kwamen uit het Midden- Oosten en vestigden zich via de lössgordels in onze streken. Nederzettingen van bandkeramiekers zijn te vinden in Elsloo, Beek en Stein. Na een periode van 500 jaar zijn ze weer vertrokken.
Romeinen.
Bij opgravingen in 1937 zijn in het Hoge Bos tussen Elsloo en Geulle, Romeinse graven ontdekt. Dr. Beckers heeft hier opgravingen gedaan waar een fles en schalen gevonden zijn. Deze graven liggen in de buurt van een houten trap nabij de Poort. Er is ook een Romeinse put ontdekt en Romeinse spelden. Waarschijnlijk lag er een Romeinse villa.
Middeleeuwen en later.
Oorspronkelijk lag de nederzetting in het Maasdal. Rond 1410 kwam de Maas, die toen door het dal van de Geul stroomde, steeds dichter bij Elsloo te liggen door verplaatsing van een meander bij Kotem. In 1459 werd het dorp ten dele door de rivier verwoest. Hierbij moest ook de kerk het ontgelden. De nieuwe kerk werd op het hoger gelegen middenterras gebouwd. Het water bleef echter oostwaarts opschuiven en ondermijnde zo de Scharberg. In 250 jaar tijd drong de rivier zo 125 meter in de heuvel binnen. Dit is relatief weinig omdat de Maas het vele losgemaakte materiaal maar moeilijk kon transporten.
In 1600 zijn vermoedelijk Spanjaarden in het plaatsje geweest. Dit is af te leiden uit de vondst van een Spaans slagzwaard in 1935 in het Juliana-kanaal. In de Maas is nabij het kasteel in de Maas ook een Spaans zwaard gevonden. Tussen 1631 en 1649 belaagde de Maas het kasteel. In 1804 was Elsloo een vrije baronie. Dit is te lezen is op een zilveren koningsplaat in de uitrusting van een schutterskoning die te zien is in Streekmuseum Schippersbeurs.
Aanleg Julianakanaal.
De kleine oude kern is kenmerkend voor het dorpje. Het gedeelte "Onder de Berg" is echter verdwenen bij de aanleg van het Julianakanaal in 1920. De bewoners van 60 huizen werden hiervoor onteigend. De kasteelheer stond grond af voor de bouw van nieuwe woningen. De Augustinuskerk vormde voor de aanleg van het kanaal het middelpunt van het dorp, maar ligt nu aan de rand. De huidige kerk is gebouwd nadat het eerste kerkje door een storm in de nacht van 20 op 21 april 1841 was verwoest. Met de inkomsten uit een loterij kon de nieuwbouw worden gerealiseerd.
Streekmuseum Schippersbeurs.
Het museum is gevestigd in een pand in de Maaslandse renaissancestijl uit het begin van de 17e eeuw en is vernoemd naar een schippershuis dat gebouwd werd door schipper en reder Jan Coninx. Ook twee aanpalende 19e eeuwse arbeiderswoningen worden door het museum ingenomen. In het museum zijn voorwerpen en andere stukken die betrekking hebben op Elsloo tentoongesteld, zoals vondsten uit een bandkeramisch grafveld in de buurt, Romeins aardewerk, kinderspeelgoed, landbouwwerktuigen en klederdrachten. Ook is er een woning en een winkel ingericht in oude stijl. Het museum is geopend op dinsdag, woensdag en donderdag van 13.00-16.00 uur en op zondag van 14.00 tot 17.00 uur. De entree bedraagt voor volwassenen en kinderen vanaf 14 jaar 1,50 Euro.
Meer info op www.streekmuseumelsloo.nl.
Augustinuskerk.
De bakstenen dorpskerk werd in 1848 gebouwd door de Maastrichtse architect Dumoulin. Ze kwam op de plaats van een oude kerk die door een orkaan in de nacht van 20 op 21 april 1841 verwoest werd. Door het organiseren van een loterij, met als hoofdprijs een schilderij van de oude kerk, werd geld binnengehaald voor de bouwen van de nieuwe. Het bovenste deel van de toren heeft een neogotisch karakter. Het belangrijkste interieurstuk is wel de eikenhouten Anna-ten-Drieen uit het eerste kwart van de 16e eeuw. Dit kostbare beeld te vinden in een nis van het rechter zij-altaar. De maker van deze groep wordt wel de Meester van Elsloo genoemd. Het doopvont stamt uit de 12e eeuw en de preekstoel van rond 1800. Hij is een ontwerp van Matthias Soiron en is afkomstig uit de Sint-Servaas basiliek te Maastricht. De kerk stond voor de bouw van het Julianakanaal in het centrum van het dorpje. Omwille van de aanleg van het kanaal moesten enkele woningen verdwijnen. Daardoor ligt het kerkje nu aan de rand van het dorp.
Kasteel Elsloo.
Op een plek waar nu de Maas stroomt, lag eens een machtige burcht. Deze werd reeds in de 12e eeuw vermeld en schijnt een vesting van de Noormannen te zijn geweest. Later werd het een Frankische burcht. De Maas stroomde toentertijd nog niet door dit gebied, maar het was de Geul die het dal beheerste. Bij een reeks overstromingen tussen 1631 en 1649 verplaatste de Maas zich naar het oosten en nam bezit van de Geulbedding, om deze niet meer te verlaten. Bij deze overstroming werden de burcht en een aantal boerderijen en woningen van de nederzetting "Hasloo" of "Asloo" weggespoeld. Hiervan is Elsloo afgeleid. Na de overstroming lag wel de donjon van de burcht nog boven water, maar was niet meer bewoonbaar.Ook de verwoestingen door de Spanjaarden droegen bij aan de noodzaak de oude burcht te verlaten.
Graaf Nicolaas d' Arberg kocht rond 1640 een herenhuis met bijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder de toen reeds bestaande Slakmolen. Op deze plek was eerst een Panhuys (een brouwerij) gevestigd. Dit was herbouwd door Conrard van Gavere in 1568. Rond 1724 werd de brouwerij naar de Maasberg verplaatst. De brouwerij werd verbouwd tot een groot herenhuis. Ook werden de economiegebouwen uitgebreid en werd de watermolen in het complex opgenomen.
In 1818 kocht Graaf van Geloes het complex. Hij breidde zijn bezit rondom het kasteel uit door de aankoop van diverse percelen in de nabije omgeving en maakte er een aaneengesloten landgoed in Engelse landschapsstijl van. Dit is het nu nog bestaande kasteelpark.
In 1835 brandden de stallen af. Enkele panden werden hersteld. Hiervan is nu de ronde siertoren met kantelen nog over. In de gebouwen naast de aanbouw van de toren is boven de deur een inscripte te lezen met MDC 1854, dit zou kunnen wijzen de eigenaar De Geloes.
Bij een tweede brand in 1885 werd het herenhuis verwoest, dit werd niet herbouwd. De overgebleven gebouwen werden door de erfgenaam van Geloes geveild. H.L. Jurgens, een industrie-directeur uit Oss, kocht het complex op. Hij gebruikte het kasteel als vakantiewoning. Na zijn dood verkregen zijn erfgenamen het landgoed in gemeenschappelijk bezit. Door de vorming van de N.V. Theodora kon het landgoed geëxploiteerd en behouden worden. In 1960 kocht de gemeente het. Tussen 1984 en 1986 vond een grootscheepse restauratie plaats. Tegenwoordig is er in de voormalige paardenstal annex watermolen een restaurant gevestigd.
Slakmolen.
De Slakmolen in Elsloo staat hier sinds 1802. De watermolen van Elsloo is een bovenslagmolen. Dit betekent dat het water via een watervoerende goot van bovenaf op het waterrad wordt gestort. Het waterrad is gemaakt van ijzer en heeft een doorsnede van 5,15 meter. Dit is nodig omdat er slechts weinig water door de beek wordt geleverd. Dit wordt gecompenseerd door het grote waterrad. Tot 1925 had de molen een houten waterrad. Dit was destijds een van de grootste bovenslagraderen van Zuid-Limburg met een doorsnede van 5,15 meter. De energie die de molen ter beschikking heeft is de hoeveelheid water vermenigvuldigt met het hoogteverschil. Een middenslagrad is doorgaans even groot, maar hiervoor is veel meer water nodig. De 300 meter lange beek naar de molen heeft 3 bronnen.
Omdat de beek sowieso slechts weinig water voert, is er een stuwvijver gemaakt die het water opvangt. In de molenvijver kan zoveel water worden opgeslagen dat het voldoende is om 4 uur te malen. Daarom woonde de molenaar ook dicht bij zijn molen. Hij kon dan weer beginnen zo gauw de vijver weer gevuld was.
De Slakmolen bestaat uit drie verdiepingen. De bovenste is de luizolder met het luiwerk. Met het luiwerk kan de molenaar met behulp van de waterkracht zware dingen, met name zakken graan of meel naar boven takelen.Ook vond hier de opslag van graan plaats. Er staan twee silo ‘s, een voor de hardere en een voor de zachtere graansoorten.Op de middelste verdieping, de steenzolder, staan de molenstenen. De Slakmolen heeft twee maalgangen. Enerzijds om verschillende soorten graan tegelijkertijd te kunnen malen, maar anderzijds ook om te kunnen doormalen op momenten dat onderhoud gepleegd moest worden. Om de 14 dagen moesten de stenen namelijk opnieuw gescherpt worden, hetgeen minstens een dag duurde en dan kon er op de andere maalgang tenminste worden doorgemalen. Tussen de stenen zat lucht om het meel te koelen waardoor het gist erin niet kapot ging. Om de maalstenen heen zit bovendien een kist om het meel op te vangen. Het zakt dan in een brede spleet tussen de stenen en de kist en valt naar onder. Op de begane grond komt het meel uiteindelijk in de zakken. Hier zijn ook de tandwielen die de molen aandrijven te zien.
In de 16e eeuw telde de Slakmolen, samen met de Materbergmolen en de Scharmolen, tot de watermolens van Elsloo. De eerste molen op deze plek wordt genoemd in 1554, ooit stond hier een banmolen. De inmiddels verdwenen Scharmolen lag vlakbij het oude kasteel van Elsloo. De Materbergmolen langs langs de Hemelbeek in het huidige Hoge Bos.
De Slakmolen stamt al uit 1553 en werd gebouwd in opdracht van de heer van Elsloo. De nieuwe molen produceerde al snel meer dan de twee oude molens. De pachtprijs is hiervoor een indicator. Die van de Slakmolen was 246 vaten rogge, tegenover 132 vaten rogge voor de Scharmolen en 84 vaten rogge voor de Materbergmolen. Een vat rogge omvatte ongeveer 20 kilogram.
De molen leverde dus goede inkomsten aan de kasteelheer, mede door het feit dat het een banmolen was. Van het geld werd in 1713 de molen helemaal opnieuw opgebouwd. De molen werd opgenomen in het nieuw gebouwde kasteel Elsloo, waardoor de molenaar naar Huys de Fonteijn, het woonhuis van de kasteelboerderij onderaan de Maasberg, verhuisde. Bij de molen staat ook een bakhuis.
De laatste molenaar (vanaf 1909) was Frans Lenssen. Na zijn dood in 1919 zetten zijn vrouw en knecht de molen met het bijbehorende landbouwbedrijf voort. In 1924 kon de molen niet meer concurreren met een motormaalderij die in Elsloo was gesticht en werd gesloten. Tussen 1984 en 1986 werden de molen hersteld.
De molen in Urmond uit 1801 en de molen in Meeswijk uit 1803 zijn van hetzelfde type en ook van de zelfde bouwer. De molen is van mei tot en met september op woensdag van 13.00 tot 17.00 uur geopend en op de eerste en 3e zaterdag van de maand van 10.00 tot 17.00 uur.
Slakbeek.
Door het Bunderbos stroomt de Slakbeek. Deze ontspringt in de Slakberg, aan de voet van de Kaakstraat in Elsloo. In het verleden was er ook een sterke bron die in de Medammerweide ontsprong. Naast voor het aandrijven van de Slakmolen, werd het water van de Slakbeek ook gebruikt voor het vullen van de gracht van het kasteel.
Botanische tuin
Deze tuin fungeerde in de vorige eeuw als Franse tuin. Het kasteelpark werd in 1835 aangelegd. In 1972 legde het IVN er een botanische tuin aan. In de tuin zijn de planten bij elkaar in verschillende leefmilieu's, zoals een schaduwtuin, een bloemperk, een rotstuin en een kruidentuin, geplaatst. In de tuin zijn ruim 2200 soorten planten te vinden waaronder vele medicinale en verfplanten. Het thema waarmee de tuin is aangelegd is dan ook "De macht van de planten door de eeuwen heen" . Tevens is er een grote collectie winterharde varens uit de hele wereld zichtbaar.
Maaskeien
De Maasvallei is zo’n 500.000 jaar geleden in de ijstijd ontstaan. De Oermaas waaide toen over dit gebied uit. Door het smelten van ijs voerde de rivier zand, grind en stenen mee die bij afnemende stroming werden neergelegd. De grote stenen worden Maaskeien of zwerfkeien genoemd. De rivier stroomde destijds op hoogte van het huidige Hoogterras (85 - 100m. NAP). Op elke steen die langs het pad in het kasteelpark ligt staan de ouderdom en herkomst aangegeven. In de warmere periode sneed de rivier in het landschap in door bodemopheffing. Hierdoor ontstonden op nog twee andere hoogten terrassen: het Middenterras (55m. NAP) en het Laagterras (35m. NAP).
Muurvegetatie te Elsloo.
Op de keermuur onderin Elsloo, in de nabijheid van het kasteel, groeien allerlei bijzondere planten. Onder meer Stinkende ballote (Ballota nigra), een plant die graag op stikstofrijke grond groeit en daarom meestal in de nabijheid van woningen staat. Ook staat er Grote kaardenbol (Dipsacus pillosa), Wit vetkruid (Sedum album), Bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum) en Muskuskaasjeskruid (Malva moschata). Een bijzondere struik is de Boksdoorn (Lucium barbarum). In het voorjaar bloeit er Kandelaartje (Saxifraga tridactylitis) en Vroegeling (Erophilla verna).
Wandelroute door Elsloo.