Gartow.
Kleiner Gartower See en Schloss Gartow. St. Georgskirche.
Het plaatsje Gartow ligt langs de Seege, een zijriviertje van de Elbe. In de 12e eeuw werd in een oorkonde een zekere Conrad von Gartow genoemd. Deze woonde op het kasteel dat diende om de Slaven tegen te houden. De Herren von Gartow hadden vele bezittingen in de verre omtrek van het plaatsje. Het voormalige kasteel bestond uit een omgrachte voor- en een hoofdburcht. Gartow stond onder invloed van het markiezaat Brandenburg. Ook het vorstendom Lüneburg deed haar inspraak in het gebied gelden. In 1360 werd het gebied verkocht aan de orde van de Johannieters, die Gartow in 1483 doorverkocht aan Ritter von Bülow uit Dannenberg. Vanaf toen probeerde Brandenburg opnieuw haar macht in Gartow te doen gelden. Een eeuw lang lukte het de Von Bülows om het Welfse en Askaanse vorstenhuis ten gunste van zichzelf te gebruiken.
In 1694 kocht Andreas Gottlieb von Bernstorff het vervallen bezit van de Von Bülows. Vanaf dat moment zorgde hij voor een economische opbloei van Gartow, onder meer doordat de omgeving zich steeds meer op Gartow oriënteerde. In 1721 en 1764 werd Gartow getroffen door twee grote branden. Na de eerste grote brand werd het plaatsje compleet veranderd. In 1724 werd de St. Georgkirche in barokke stijl gebouwd en tussen 1710 en 1727 volgde de herbouw van het Schloss van Gartow. De Von Bernstorffs zorgden ervoor dat in 1720 het “Geschlossenes Adliges Gericht Gartow” ontstond. Door een besluit in 1850 werden alle Adlige Gerichte afgeschaft en ontstond op 15 juli 1850 het nieuwe Amt Gartow. Dit zorgde voor een vermindering van de invloed van de familie Bernstorf, die sowieso in 1831 door het loslaten van de verplichtingen aan het Haus Gartow eindigden. Nu bleven enkel nog de inkomsten uit de eigen landerijen en bossen voor de familie Bernstorff over. Ook tegenwoordig nog is de familie von Bernstorff een van de grootste boseigenaren van Duitsland met een eigendom van 6000 hectare bos. Tussen 1945 en 1989 lag Gartow aan de rand van West-Duitsland.
Kleiner Gartower See en Seeges-Niederung.
In 1974 werd gestart met de bouw van de dijk langs de Seege tussen Gartow en Nienwald. De aarde die daarvoor nodig was kwam uit de dal van de Seege tussen Gartow en Restorf. Door het opstuwen van de Seege ontstond hier de 67 hectare grote Gartower See.
Langs de Kleine Gartower See staat een grote variatie aan wilgen. Deze vormen een belangrijke voedselbron voor de Elbe-Bever (Castor fiber ssp. albicans) die sinds de jaren ´80 van de vorige eeuw hier teruggekeerd is. Op het water drijft Krabbenscheer (Stratiotes aloides) en Gele plomp (Nuphar lutea). Langs de oever groeit Poelruit (Thalictrum flavum), Rietgras (Phalaris arundinacaea), Riet (Phragmites austrialis), Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia) en Mattenbies (Schoenoplectus lacustris).
Het dal van de Seege oogt nog vrij natuurlijk. Het is 15 kilometer lang en er staat nog relatief weinig bebouwing. De graslanden zien in mei paars door de vele Echte koekoeksbloemen (Lychnis flos-cuculi) die er groeit. Later in het jaar komen daar Lange ereprijs (Veronica longifolia), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Moeraslathyrus (Lathyrus palustris) en Moerasspirea (Filipendula ulmaria) bij. Op natte plekken groeit Egelboterbloem (Ranunculus flammula) en Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris). Verspreid in de graslanden groeien groepjes Geoorde wilg (Salix auriculata). De Koekoek (Cuculus canorus) is er een algemene soort. In de rietkraag langs de oever zingt de Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus), de Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) en de Bosrietzanger (Acrocephalus palustris). In de vochtige weilanden zingt de Sprinkhaanzanger (Locusta naevia). Ook foerageren er Kraanvogels (Grus grus). De Blauwe reiger (Ardea cinerea) staat vaak roerloos langs de oever te wachten tot er iets eetsbaars langskomt.