|
Het Gerendal.
Algemeen.
Het Gerendal is een langgerekt droogdal. Het begint aan de rand van het plateau van Margraten in de buurt van Scheulder en loopt dan in noordwaartse richting tot aan de rand van het Geuldal bij Oud-Valkenburg. Het gebied wordt gekenmerkt door middenbossen op de hellingen, afgewisseld met kapvlaktes met allerlei bijzondere planten. Ook liggen er enkele weilanden op de hellingen. Halverwege het dal ligt, nabij de oude boswachterswoning, de orchideeëntuin die beheerd wordt door Staatsbosbeheer. In de bloeitijd van de orchideeën, de maanden mei en juni, kunt hier de meeste inheemse orchideeën en andere kalkplanten bewonderen. Verspreid in het dal liggen enkele poeltjes waarin diverse soorten amfibieën leven.
Flora.
De bossen worden beheerd als middenbossen. Dit zijn hakhoutbossen die om de 15 jaar gekapt worden en waarin enkele hogere bomen de zogenaamde overstaanders- blijven staan. Deze overstaanders werden vroeger gebruikt in de bouw of voor timmerhout. Doordat deze bossen relatief open zijn, is er veel licht op de bodem. Dat is uitermate belangrijk voor diverse soorten orchideeën, zoals Bruine orchis (Orchis purpurea), Vliegenorchis (Ophrys insectifera) en Vogelnestje (Neottia nidus-avis). Daarnaast groeien er allerlei andere typische planten van kapvlaktes zoals Koninginnekruid (Eupatoria cannabinum) en Donderkruid (Inula conyzea). De struwelen bestaan uit Hazelaar (Corylus avellana), Rode kornoelje (Cornus sanguineum), Gewone kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) en Wilde liguster (Ligustrum vulgare). Deze struiken worden doorgaans overwoekerd door Bosrank (Clematis vitalba). In combinatie met de vele bramen, meestal Dauwbramen (Rubus ideaus), maakt dit het geheel nogal ondoordringbaar.
Mannetjesorchis (Orchis mascula). Vliegenorchis (Ophrys insectifera). Soldaatje (Orchis militaris).
Fauna.
In het Gerendal liggen diverse veedrinkpoelen. Deze vormen het leefgebied van één van de laatste populaties Geelbuikvuurpadden (Bombina variegata) in Limburg. Dit kleine padje is nogal onopvallend grijsbruin gekleurd en heeft, zoals de meeste padden, een wrattige huid. Wanneer er onraad dreigt geeft hij de vijand met zijn geel-zwart gevlekte huid te kennen dat hij giftig is en dus niet opgegeten kan worden. Heel fraai zijn zijn kleine oogjes met hartvormige pupillen.
In de bossen leven Reeën (Capreolus capreolus), die tegen de avondschemering langs de bosrand komen graven. ’s Nachts zijn ook Dassen (Meles meles) in het gebied actief, maar van deze dieren zal de normale wandelaar vaak niet meer dan de sporen vinden. Deze bestaan uit burchten, herkenbaar aan een grote uitgeworpen aardhoop aan de buitenkant, vaak met stro vermengd. Ook mestputjes en wissels zijn te vinden. De wissels zijn vaak goed herkenbaar aan haarplukjes van wit-zwarte haren die aan de prikkeldraad blijven hangen.
Ree (Capreolus capreolus). Geelbuikvuurpad (Bombina variegata)
Onderweg in het gebied.
De orchideeëntuin is geopend in de maanden mei en juni, de bloeitijd van de orchideeën. De tuin is iedere dag geopend van 10 tot 17 uur. De orchideeëntuin werd in 1958 geopend door Staatsbosbeheer. Uit diverse gebieden werden in een bloemrijk grasland orchideeën aangeplant. Tegenwoordig zijn er diverse soorten orchideeën te vinden, zoals de Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), de Mannetjesorchis (Orchis mascula), de Grote keverorchis (Neottia ovata) en de Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata).
|
|