|
Geuldal tussen Plombières en Moresnet.
Ligging: België, Oostkantons, Geuldal, Gemeente Plombières.
Hoogteligging:
Algemeen.
Het Geuldal tussen Plombières en Moresnet bestaat uit een afwisseling van weilanden en smalle stroken bos. Daartussen lopen oude spoordijken uit de tijd dat de zinkmijnbouw hier nog van belang was. Deze vormen tegenwoordig goede wandelpaden. Hier en daar liggen verlaten groeves waarin vroeger blauwsteen gewonnen werd ten behoeve van de kalkbranderij. Daaraan herinneren nog enkele kalkovens. Het gebied kent een rijke voorjaarsflora en bovendien een aantal vertegenwoordigers van de zinkflora.
Geologie.
In de hellingen liggen rotsen met blauwsteen. Deze Carbonische kolenkalk werd hier vroeger gewonnen voor de kalkovens die enkele honderden meters verderop langs de Geul liggen. De kolenkalk of blauwsteen werd gevormd in het Onder-Carboon, om precies te zijn in het Viseen. De dubbele kalkoven waar de kalksteen gebrand werd stamt uit 1859. Hij was oorspronkelijk opgetrokken uit blokken kalksteen, maar is deels dichtgemetseld met beton. Halverwege tussen Plombières en Moresnet ligt een oude meander van de Geul die volgegroeid is met Grote lisdodde (Typha latifolia).
Flora.
Wilde judaspenning Wilde narcis Voorjaarshelmbloem
(Lunaria rediviva). (Narcissus pseudonarcissus ssp. pseudonarcissus). (Corydalis solida).
Langs de Geul liggen kleine, voedselrijke moerassen met veel Moerasspirea, Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Adderwortel (Polygonum bistorta), Bosbies (Scirpus sylvaticus), Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) en Moesdistel (Cirsium oloraceum). Hier en daar groeit ook Damastbloem (Hesperis matronalis) in wit en paars.
In het weiland langs de Geul bloeit in maart-april de Zinkboerenkers en in mei-juni veel Scherpe boterbloem en Veldzuring. Sporadisch staat er ook, met name op plekken waar de boer geen kunstmest kan strooien, het zwavelgele Zinkviooltje (Viola lutea ssp. calaminaria).
Fraai zijn ook de vele Sleedoorns (Prunus spinosa) langs de bovenrand van het weiland.
In de bossen met Haagbeuken (Carpinus betulus) en Es (Fraxinus excelsior) groeit in april Wilde narcis (Narcissus pseudonarcissus ssp. pseudonarcissus), Bosanemoon (Anemone nemorosa), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), Daslook (Allium ursinum), Eenbloemig parelgras (Melica uniflora) en Zwarte rapunzel (Phyteuma nigra). Later in het jaar komen daar Witte monnikskap (Acconitum vulparia) met fletsgele bloemen en Wilde judaspenning (Lunaria rediviva) bij. Wilde judaspenning vormt in mei zachtroze, zoet geurende bloemen met een soort seringengeur en in de winter zijn de ovale, zilverwitte hauwtjes te zien. Langs de Geul groeit in de beboste gebieden veel Bosgeelster (Gagea lutea) die al in begin maart kan bloeien.
Fauna.
Langs de Geul kan sporadisch de Grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea) worden gezien. Ook zit er af en toe de Waterspreeuw (Cinclus cinclus) of de IJsvogel (Alcedo atthis). In het voorjaar vliegen er vaak allerlei dagvlinders, waaronder Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) en Kleine vos (Aglais urticae). In het voorjaar van 2012 werd zelfs de Grote vos () waargenomen.
Onderweg in het gebied.
Het Geuldal is ontsloten door weidepaden en paden over de voormalige spoorlijn. Het is mogelijk om in Moresnet bij de kerk te beginnen, dan tot bij de Geulbrug te lopen en iets voor de Geulbrug een voetpad rechtsaf in te lopen. Dit kunt u volgen tot bij een oude spoorbrug over de Geul. Daar steekt u de spoordijk schuin rechtsaf over en loopt een weiland in. In het weiland gaat u rechtsaf en volgt de Geul stroomafwaarts. Na een tijdje komt u weer onder een spoorbrug door en komt uit op een breed pad. Hier kunt u desgewenst nog linksaf doorlopen naar Plombières om daar het zinkterrein te bezoeken. Anders gaat u rechtsaf en volgt de oude spoordijk tot u na circa 1 kilometer weer uitkomt op de verkeersweg tussen Montzen en Moresnet. Daar gaat u linksaf en bereikt vanzelf weer de kerk van Moresnet.
Tijd.
De mooiste tijd voor een bezoek aan het gebied is het voorjaar. Dat begint meestal al vroeg, ongeveer half maart, met de bloei van de Wilde narcissen. Later komen daar Bosgeelster en Voorjaarshelmbloem bij. Rond 1 april bloeit Bosanemoon en de bosviooltjes. Rond 1 mei is het dan de beurt aan Daslook. Later in het jaar bloeit er echter ook nog genoeg. Trek voor de beschreven wandeling van circa 3 kilometer ongeveer 1,5-2 uur uit.
|
|