Tussen oktober en december is op levende en dode stammen van loofbomen, met name Beuken (Fagus sylvatica), Populieren (Populus sp.) en Wilgen (Salix sp.) de Gewone oesterzwam aan te treffen. Om vruchtlichamen te vormen heeft de zwam namelijk lichte nachtvorst nodig. Ze leven parasitair en veroorzaken witrot inhet hout. De naam komt van het feit dat de paddestoelen vaak in bundels bijeen groeien, net als oesters.
De hoed van deze paddestoel is vijf tot twintig centimeter breed, grijsbruinachtig, staalgrijs of duifgrijs van kleur. Oudere exemplaren verbleken. De lamellen lopen ietwat in de steel af. De zeer korte steel is witachtig en aan de voet witviltig.
De Gewone oesterzwam is een uitstekende consumptiepaddestoel, die ook veel in de handel wordt aangeboden. Hierbij gaat het vaak om uit Florida afkomstige exemplaren, die ook zonder nachtvorst vruchtlichamen vormen.