De Gladde slang (Coronella austriaca) is een ongiftige slang. De Gladde slang is grijsachtig tot gelig en bruin van kleur. Over de rug loopt een onduidelijk patroon van bruine vlekken. Centraal op de kop bevindt zich een bruine vlek die naar achter in twee punten uitloopt. Dit is de zogenaamde kroon waaraan de soort zijn naam ´Coronella´ dankt. De kop is opvallend klein en gaat zonder hals over in het lichaam. Let voor het verschil met de Adder (Vipera berus) onder meer op ronde pupil.
De Gladde slang leeft met name van andere reptielen, waaronder hagedissen. Afhankelijk van zijn leefgebied vangt hij Zandhagedissen (Lacerta agilis), Muurhagedissen (Podarcis muralis) of Levendbarende hagedissen (Zootica vivipara). Hij grijpt ze met zijn scherpe tanden en wurgt ze dan met zijn slanke lichaam.
De paring begint doorgaans direct na de winterslaap, dus van eind maart toteind april. De mannelijke dieren doorkruisen dan hun territorium op zoek naar vrouwtjes. Een tweede paringsperiode vindt overigens omstreeks midden augustus plaats. De vrouwelijke dieren zijn op het moment dat ze zwanger zijn behoorlijk honkvast. Bij geschikte weersomstandigheden zoeken ze bijna dagelijks hun vaste zonplekken op om in de zonnewarmte hun eieren te laten rijpen. De jongen worden geboren tussen eind juni en begin november.
Natuurlijke vijanden van de Gladde slang zijn de Buizerd (Buteo buteo), de Hermelijn (Mustela erminea) en de Bunzing (Mustela putorius). Vooral tijdens vervellingen zijn de dieren redelijk kwetsbaar.
De Gladde slang is een koudbloedig dier en kan alleen actief worden door te zonnen. Daardoor bereikt hij een lichaamstemperatuur tussen 29 en 33 º Celsius. Deze handhaaft het dier door afwisselend zonnen en weer schuilen onder de vegetatie. In het voorjaar zijn de dieren vaak midden op de dag te vinden, aangezien de dieren dan pas een geschikte omgevingstemperatuur vinden om hun lichaamstemperatuur te reguleren. ´s Zomers zonnen ze vooral ´s morgens, aangezien het later op de dag veel te heet wordt en de dieren moeten oppassen voor oververhitting.
Biotoop.
In Nederland komt de Gladde slang met name in hoogveen- en heidegebieden voor, vooral in die gebieden die op de hogere zandgronden liggen. De soort leeft zowel in de droge als in de natte heide, maar ook in droge open bossen. De soort is gebonden aan biotopen die een lange ontwikkelingsperiode hebben doorgemaakt. Dynamisch beheer verdraagt de soort slecht. Vaak bestaat de vegetatie in de leefgebieden uit soorten als Struikheide (Calluna vulgaris), Pijpenstrootje (Molinia caerulea), Bochtige smele (Deschampsia flexuosa), Grove den (Pinus sylvestris) en Ruwe berk (Betula pendula). Ook kalkgraslanden, met een open vegetatiestructuur en een grote zonne-expositie vormen geschikte leefgebieden. De winter brengen de dieren alleen of gemeenschappelijk door in hibernacula. Hier kruipen ze soms tot 35 centimter diep de grond in. De hibernacula kunnen ten dele wel 400 meter van de zomerbiotopen verwijderd liggen. Gladde slangen gaan vanaf augustust tot eind oktober op weg naar hun hibernacula en komen in maart weer tevoorschijn.
De Gladde slang leeft graag in geaccidenteerd terrein, waar ze met name leeft op zuidelijk gerichte hellingen. De dieren zijn goed aangepast tegen vochtverlies. Bij droogte en hoge omgevingstemperaturen verliezen de dieren weinig vocht via longen en huid. Hierdoor zijn ze goed aangepast aan het leven in een relatief droog biotoop.
Voorkomen in Nederlands-Limburg.
In Limburg heeft de soort een aantal kerngebieden. De meeste daarvan liggen in het noorden van de provincie. Dit zijn de Mariapeel, waar de populatie aansluit op de Noord-Brabantse populatie in de Deurnsche Peel. Ook leeft de Gladde slang in Nationaal Park de Groote Peel aan beide zijden van de provinciegrens. In de Peel leven de dieren graag in de wegbermen van de Peelbanen, de hogere delen tussen de verschillende turfafgravingen. Deze zijn vaak met bouwpuin opgehoogd, waartussen de dieren goede schuilmogelijkheden vinden.
In de Maasduinen leeft de Gladde slang in de Hamert en op de Bergerheide. Ook de Eckeltse Bergen en de Gemeenteheide vormen een leefgebied.
In de Kop van Limburg is de Gladde slang te vinden op de uitlopers van de stuwwal ten zuiden van Nijmegen. De dieren leven hier op allerlei terreinen, van de grens met Gelderland tot de Sint-Jansberg bij Plasmolen. Hier vormt het dichte bos mogelijk een barièrre voor de warmteminnende dieren. Deze populatie sluit aan op de populatie in het Duitse Reichswald, en op de populaties in Gelderland.
Verder naar het zuiden bevindt zich een grote populatie in de Meinweg. Deze populatie lijkt zich zelfs uit te breiden. Ze is hier onder meer te vinden langs het spoor van de IJzeren Rijn.
In Zuid-Limburg is alleen nog een populatie te vinden op de Brunssummerheide, maar hier lijkt het verspreidingsgebied steeds verder in te krimpen. Zo is de soort na 1993 niet meer in de aangrenzende Schinveldse bossen waargenomen.
Verspreiding in de Eifel en Ardennen.
In Kreis Aachen komt de soort onder meer voor op de Teverenerheide. Deze ligt direct over de Duitse grens bij de Brunssummerheide. Ook bij Stolberg is de soort te vinden, onder meer op de Breinigerberg. Ook in de Rureifel komt de Gladde slang voor. Hier is te vinden op de rotsen langs de Rur- en Urfttalsperre, maar ook op de Buntsandstein-rotsen bij Nideggen. In Wallonië is de soort onder meer te zien op de Sint-Pietersberg, waar ze met veel geluk kan worden aangetroffen op de Thier de Lanaye. Ook op het Vlaamse deel van de Sint-Pietersberg is de soort te vinden. Verder komt ze voor in het dal van de Vesdre tussen Eupen en Luik.
In Nationaal Park Hoge Kempen is de soort te vinden.