Ligging: Nederlands-Limburg, nabij Berg en Terblijt.
Hoogteligging:
110 meter boven N.A.P.
Oppervlakte: 7 hectare.
Onder bescherming sinds: 2005.
Eigenaar: Martin Blom.
Algemeen.
Groeve Blom is een verlaten kalksteengroeve bij Berg en Terblijt. Het oorspronkelijke plan was om de groeve na afloop van de winning in te richten als landbouwgebied met een hoge landschappelijke waarde, maar uiteindelijk werd de bestemming natuurgebied. Tussen 2002 en 2005 vond de herinrichting plaats. Het landschap bestaat uit kiezelrijke hellingen, kalksteenrotsen en vlakke delen. De groeve telt twee grotere waterpartijen, een grote plas in een diep gat in de groeve en een vrij grote vijver bovenin. Daarnaast ligt er een twintigtal kleinere poeltjes die van tijd tot tijd droogvallen. Door het warme klimaat van de groeve, die als een soort badkuip in het landschap ligt, komt er een aantal bijzondere planten en dieren voor.
Geologie.
Groeve Blom is door de familie Blom vanaf 1958 gebruikt voor de winning van zand en grind. Vanaf 1970 werd er ook Maastrichter kalksteen (nog preciezer: kalksteen van Nekum) gewonnen. Rond 1994 eindigde de winning. In 1998 kwam er een definitief einde aan de winning en werd begonnen met de herinrichting van de groeve tot natuurgebied.
Flora.
De vegetatie van de groeve verkeert anno 2010 nog in de pionierfase. Er groeit veel Zomerfijnstraal (Erigeron annuus), Speerdistel (Cirsium vulgare), Wilde peen (Daucus carotta), Witte honingklaver (Melilotus albus) en Klein hoefblad (Erigeron annuus). Langs de grote plas groeit een ruige vegetatie met veel Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) en Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum). Er verschijnen echter ook al enkele bijzondere planten van kalkrijke bodems zoals Wilde marjolein (Origanum vulgare), Wondklaver (Anthyllis vulneraria) en Beemdkroon (Knautia arvensis).
Fauna.
Het meest bijzondere in de groeve is natuurlijk de Geelbuikvuurpad (Bombina variegata). Deze soort is oorspronkelijk niet bekend vanuit de groeve, maar werd na het stoppen van de winning van kalksteen hier uitgezet. In 2005 werden bijna 1300 larven en 5 subadulten van Geelbuikvuurpad (Bombina variegata) die opgekweekt waren uit eieren uit omliggende groeves in het gebied geherintroduceerd. In de groeve wordt geexperimenteerd met een beheer dat enerzijds leidt tot een duurzaam behoud van de Geelbuikvuurpad en dat anderzijds weinig kost. Het beheer wordt op een natuurlijke manier gedaan. In de groeve zijn Hollandse landgeiten en schapen als begrazers uitgezet. Zij moeten voorkomen dat de vegetatie te hoog en te ruig wordt. Ook voorkomen ze de opslag van bos. Daarnaast zijn er ook Kune Kune varkens uitgezet. Dit grotendeels vegetarische, weinig eisen stellende varkensras uit Nieuw-Zeeland graast en wroet de bodem open. Zo blijft een constante pioniervegetatie in stand. Een mooie bijkomstigheid is dat er door de uitzetting een nieuwe populatie van de Geelbuikvuurpad bijkomt. De dieren zetten hun eitjes af in allerlei kleine poeltjes die verspreid door het gebied liggen.
Daarnaast komt ook de Hazelworm (Anguis fragilis) in de groeve voor. Deze soort leeft echter zeer bijzonder en wordt dus maar zelden waargenomen.
Met name de grotere poelen zijn ook in trek bij diverse soorten libellen. Zo is de Vuurlibel (Crocothemis erythraea) hier in de zomermaanden regelmatig aanwezig. De Grote keizerslibel (Anax imperator) vliegt in behoorlijke aantallen boven de plassen. Ook waterjuffers als de Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella), Watersnuffel (Enelagma cyathygeron), Kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum) en Lantaarntje (Ischnura elegans) ontbreken niet. Een leuke soort is de Gewone pantserjuffer (Lestes sponsa).
In de open grazige groeve leven veel sprinkhanen. Het leeuwendeel wordt gevormd door drie soorten, namelijk de Krasser (Chortippus parallelus), de Ratelaar (Chortippus bigittulus) en de Bruine sprinkhaan (Chortippus brunneus). Het Zuidelijk spitskopje (Conocephalus discolor) is ook algemeen. Daarnaast komen er Grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima) en Bramensprinkhaan (Pholidoptera griseoaptera) voor. Op de warme hellingen leven Sikkelsprinkhanen (Phaneroptera falcata). De kale plekken in de groeve worden bevolkt door doorntjes. Zowel het typisch Zuid-Limburgse Kalkdoorntje (Tetrix tenuicornis) als het Zeggedoorntje (Tetrix subulata) zijn er waargenomen.
Er leven niet bijzonder veel dagvlinders in de groeve, eigenlijk is alleen het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus) in behoorlijke aantallen aanwezig.
Onderweg in het gebied.
Door het gebied voert een kort wandelpad. Vanaf dit pad kan een indruk van de groeve worden gekregen, maar zijn lang niet alle delen van de groeve zichtbaar. Een groot deel van de groeve is namelijk afgesloten om de nodige rust te bieden aan de Geelbuikvuurpadden.
Tijd.
Voor een bezoek aan de groeve is, gezien de beperkte toegankelijk, een half uur ruim voldoende.