Gebogen driehoeksvaren.
Gebogen driehoeksvaren (Gymnocarpium dryopteris) is een varen waarvan de bladeren staan ingeplant op een ondergrondse dunne, zwart gekleurde wortelstok. De tere, lichtgroene bladeren kunnen 10 tot 45 centimeter lang worden. De bladschijf is vaak grotendeels kaal en driehoekig van vorm. De geelgroene, glanzende bladsteel is tenger en niet dikker dan één millimeter. Aan de basis is de bladsteel zwart gekleurd. Hier staan ook enkele stroschubben op de steel. De bladschijf maakt een duidelijke hoek met de bladsteel, waardoor de naam verklaard wordt. De bladschijf is dun en buigzaam, waarbij de onderste blaadjes van de eerste orde ongeveer even groot zijn als de rest van het blad. Hierdoor lijkt het blad uit drie bladeren te bestaan. De bladschijf is twee tot driemaal geveerd. De sori zijn rond en vormen op de bladeren rijen langs de bladrand. Ze worden niet beschermd door een dekvliesje. De sporen zijn rijp van juli tot september. Gebogen driehoeksvaren groeit in bossen op een zure, vochtige en mineraalrijke bodem. Vaak staat deze soort samen met Smalle beukvaren (Phegopteris connectilis). Ook staat de soort vaak in groepjes bijeen.
Gebogen driehoeksvaren is een soort die op het gehele noordelijke halfrond voorkomt. In Limburg was Gebogen driekhoeksvaren altijd al uiterst zeldzaam. Botanicus A. de Wever uit Nuth meldt de soort uit 1928 als alleen nog bij Geulhem, waar hij nog drie exemplaren kende. Later meldde hij dat ook deze exemplaren verdwenen waren. Na 1950 werden enkele nieuwe locaties bekend, die later weer verdwenen. Na 1996 werden nieuwe vondsten gedaan in de Meertensgroeve bij Geulhemen in de omgeving van Kerkrade, in de omgeving van Bleijerheide. Ze groeit in de Eifel onder meer langs de Rur bij Fisscherhütte, halverwege tussen Gut Reichenstein en Dreistegen.