Hazelworm.
De Hazelworm (Anguis fragilis) is in tegenstelling tot wat veel mensen denken geen slang, maar een pootloze hagedis. In ons land hebben de drie andere soorten hagedissen, te weten de Muurhagedis (Podarcis muralis), Levendbarende hagedis (Zootica vivipara) en Zandhagedis (Lacerta aguilis) wel pootjes, maar in het Middellandse zeegebied laten diverse soorten skinken met rudimentaire pootjes duidelijk zien dat er een overgang is van de `gewone` hagedis naar de Hazelworm. Van de slangen onderscheidt de Hazelworm zich ook door de aanwezigheid van oogleden, die bij slangen ontbreken, en door de gelijkvormigheid van de schilden op buik en rug.
Hazelwormen zijn lichtgrijs tot donkerbruin van kleur. Vrouwtjes hebben een scherpere overgang in kleur tussen buik en rug dan mannetjes. De buik is donkerbruin tot zwart, de rug is lichter van kleur. De overgang van kop, lichaam en staart gaat geleidelijk, waardoor het dier weinig weerstand ondervindt wanneer het door de vegetatie kruipt.
Hazelwormen bereiken een lengte van 25 tot 50 centimeter. De staart, die net als bij de andere hagedissen af kan breken, maakt hiervan de helft uit.
Adulte dieren komen eind april uit hun winterverblijven. Aan het begin van de herfst zoeken ze deze weer op en gaan dan vanaf eind oktober weer in winterslaap.
Voortplanting.
Na de winterslaap gaan de mannetjes op zoek naar een partner. De meeste paringen vinden begin mei plaats. De vrouwtjes gaan na de paring vanaf eind mei tot begin september zonnen om de embryo ´s te laten rijpen. De draagtijd bedraagt in onze contreien ongeveer vier maanden. Hazelwormen zijn eierelevendbarend. Dat betekend dat de eieren uitkomen op het moment dat ze het moederlichaam verlaten. Hierdoor zijn de dieren minder afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Juvenielen zijn zeven tot tien centimeter lang en fraai zilver-, goud- of koperkleurig. Hieraan danken ze ook hun Limburgse naam ´goudslenkske´. Bij juvenielen is het onderscheid tussen de lichte rug en de zwarte buik nog opvallender dan bij de adulten.
Biotoop.
Hazelwormen leven in grotere bos- en natuurgebieden, maar kunnen ook uitstekend uit de voeten met kleinschalige landschappen met veel hagen, graften, houtwallen en holle wegen. De dieren hebben een verborgen levenswijze en komen doorgaans alleen bij niet al te warm weer naar buiten. Ook zijn de dichtheden vaak laag waardoor de trefkans natuurlijk ook gering is. De dieren zijn wel regelmatig te vinden onder stukken hout, golfplaten e.d. waaronder ze schuilen. Door deze om te keren kunnen de dieren worden gevonden.
Verspreiding in de Euregio.
In de Duitse Eifel is de Hazelworm bijna overal wel te vinden. Ze vertoont hier een voorkeur voor de bosgebieden in heuvelachtig terrein.
In België komt de Hazelworm onder mer voor op het oostelijk deel van het Kempisch-Plateau,waar ze leeft in Nationaal Park Hoge Kempen en langs de spoorlijn tussen Maastricht en Lanaken.
Verspreiding in Nederlands-Limburg.
In Nederlands-Limburg heeft de Hazelworm zijn hoofdverspreiding ten oosten van de Maas. De Maasduinen, de Meinweg, de Brunssummerheide en de Zuid-Limburgse hellingbossen vormen hierin de kerngebieden.
Een opvallend gebied dat buiten deze kerngebieden ligt, is het Weerterbos. Hazelwormen leven hier in en aan de rand van het uitgestrekte bosgebied. Ook het Leudal en direct omgeving vormt een leefgebied op de westelijke Maasoever en is daardoor opmerkelijk. De dieren leven hier in eenkleinschalig, gradiëntrijk landschap.
In de Kop van Noord-Limburg zijn Hazelwormen te vinden op de Mookerheide, op de Sint-Jansberg, aan de randzone van het Reichswald en in de Zeldersche Driessen. In de regio Maasduinen is de soort bekend op de Hamert en in het gebied rond Arcen.
In Midden-Limburg is een grote populatie aanwezig op de Meinweg. Onder meer rondom het Elfenmeertje, op het terrein van het voormalige pompstation van de WML en in het Gagelveld. Ook langs de spoorlijn van de IJzeren Rijn leven Hazelwormen. De populatie had op de Meinweg te leiden van grootschalig plaggen en een te intensieve begrazing. Door het geleidelijke herstel van de structuur van de heide, neemt de soort langzaam weer toe.
In de Zuid-Limburg zijn de dieren te vinden in alle hellingbossen en langs holle wegen met een houtachtige begroeiing. De intensieve landbouwgebieden op de plateau ´s worden juist gemeden. De dieren leven juist graag op de overgangen van het plateau naar het dal. Ook de stedelijke gebieden zijn niet bewoond.
De bossen tussen Elsloo en Bunde vormen een groot aaneengesloten leefgebied. Ook de Riesenberg, Trichterberg en Savelsbos zijn belangrijke leefgebieden. In het Geuldal zijn Hazelwormen in een aaneengesloten gebied van Gulpen tot Meerssen te vinden.
Bijzonder is de aanwezigheid van populaties in de kalksteengroeves, zoals de Julianagroeve, Koeberggroeve, Groeve Wolfskop, Groeve ´t Rooth, Curfsgroeve en Groeve Blom. De dieren hebben hier voldoende zonplekken in de spontaan ontwikkelde vegetatie die naast mantel en zoomvegetaties ook struwele en bossen herbergt. De Bemelerberg is een kalkgrasland dat typisch is als leefgebied voor de Hazelworm. Overigens zijn de dieren in de meeste kalkgraslanden te vinden. Langs het spoor van het Miljoenenlijntje leeft de Hazelworm. Hier is ze aangetroffen tussen Wijlre en Eys.
In de binnenstad van Maastricht leven in het gebieden Hoge en Lage Fronten een populatie van circa 100 dieren. De dieren liggen hier vaak aan de voet van de muur of erbovenop. In de Lage Fronten zijn de dieren te vinden in ruigtes en in glanshavergraslanden. Ook op de Sint-Pietersberg en in het Jekerdal leven dieren.
Een geïsoleerde populatie bevindt zich in het Kelmonderbosch. Op de Kunderberg bij Heerlen leeft ook een populatie Hazelwormen. De Brunssummerheide en de Schinveldse bosschen vormen ook een aaneengesloten leefgebied. Ook uit de dalen van de Worm, de Anselerbeek en de Strijthagerbeek zijn waarnemingen bekend. De dieren leven hier met name in de bossen op de dalhellingen.