Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Veenvorming.

Het woord veen (Fagne, Venn) is afgeleidt van het Latijnse „fania“ dat venig, moerassig gebied betekent. Vaak bedoelen we met veen ook een bodemtype dat bestaat uit grond die bestaat uit niet vergane plantenresten. In tegenstelling wat je in deze vochtige omgeving zou verwachten, rotten de onderliggende resten van het veenmos en de andere planten niet weg, maar blijven geconserveerd. Dit komt doordat er in het zuurstofarme water nauwelijks bacteriën leven die de afbraak kunnen bespoedigen. Gedroogd noemen we deze grond turf.
We onderscheiden bij de venen twee verschillende types. De laagvenen zijn veengebieden die ontstaan beneden de grondwaterspiegel.
Vaak zijn het meren die verlanden door allerlei soorten waterplanten zoals Gele plomp (Nuphar lutea) en Riet (Phragmites austrialis). Na verloop van tijd wordt de verlanding zo sterk dat het meer is dichtgegroeid met veen. Onder gunstige omstandigheden kan hier bovenop een hoogveen ontstaan. De belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat er voldoende neerslag valt. Dan beginnen op het laagveen andere plantensoorten, met als voornaamste veenmos (Sphagnum) te groeien. Door het enorme vermogen om water vast te houden groeit het hoogveen als een soort spons daarna boven de omgeving uit en verzorgt daar zijn eigen waterhuishouding. Tussen het veenmos groeien allerlei andere planten zoals Kleine veenbes (Oxycoccos palustris) en Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) die moeten proberen om sneller te groeien als de veenmossen omdat ze anders eronder bedolven zouden worden.
Op plekken waar niet genoeg regen valt kunnen wel enkele veenmossen en andere hoogveenplanten groeien, maar hier wordt het veen nooit zo hoog dat het zich onafhankelijk maakt van het grondwater. Het blijft altijd afhankelijk van het grondwater, hoewel er ook kleine bulten kunnen ontstaan die hun voornaamste water van de regen krijgen. In deze overgangsvenen groeien hoogveenplanten samen met andere soorten die meer kenmerkend zijn voor laagvenen en andere natte situaties. Hierbij horen diverse soorten zeggen (Carex sp.), maar ook het Waterdrieblad (Menyanthes trifoliatum). Eem vierkante meter veenmos van 20 centimeter dik kan 72 liter water opslaan. Hiervan worden 57 liter langzaam weer afgegeven aan de omgeving.
Door de factoren neerslag, temperatuur en bodem samen is een unieke flora- en fauna- samenstelling ontstaan met zowel boreale (noordelijke), als Atlantische (langs de Atlantische oceaan voorkomende) kenmerken.