Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Bebossing van de Hoge Venen.

De Hoge Venen bestonden oorspronkelijk uit heidevelden, venen uitgestrekte loofbossen. Vanaf de Middeleeuwen werden de omliggende bossen gekapt en veranderde de rand van de Hoge Venen in een heidegebied. In de loop van de 18e eeuw startte de aanplant van Fijnsparren (Picea abies) aan  waardoor het oorspronkelijke landschapsbeeld verloren ging.
De Oostenrijkse regering begon tussen 1775 en 1779 in het Hertogenwoud met het aanplanten van Fijnsparren. De Belgische regering zette dit werk in de eerste helft van de 19e eeuw voort en begon met het aanplanten van Fijnsparren in het open veengebied. De Pruisische regering beplantte na de aanleg van de weg tussen Eupen en Malmedy in 1857 zelfs de hoogste delen van de Hoge Venen met sparren.
Door het overmatig aanplanten van de niet hier inheemse Fijnsparren vond er een sterke ingreep in het ecologisch systeem plaats. Door het gebrek aan licht onder naaldbomen kunnen hier nu nog slechts paddenstoelen en andere lagere planten overleven. Ook de bodem verandert door het dikke, zure naaldenpakket en vormt hier en daar reeds secundaire podzolen.
Aan de bomen is vaak goed te zien dat ze niet op de goede standplaats staan. Door de grote hoeveelheden vocht in de bodem en door de dunne laag grond op de rotsen kunnen de Fijnsparren zich niet goed ontwikkelen en leiden vaak een kwijnend bestaan. Op diverse plekken zijn de bomen al snel na de aanplant gestorven door de hoge waterstand waardoor ze geen zuurstof meer konden opnemen met hun wortels. Op andere plekken staan de wortels onvast op de rotsige ondergrond of wortelen ze ondiep omdat het in de diepere ondergrond te nat is. Hierdoor zijn de sparren zeer gevoelig voor stormschade en voor aanvallen van insectenplagen, zoals bijvoorbeeld van Schorskevers (Scolytidae). Het is dus van belang de monotone sparrenbossen om te vormen in gemengde bossen of meer natuurlijke loofbossen.
Aan de noordwestkant (loefzijde)  van de Hoge Venen bestaan de bossen uit eiken-berkenbossen. Op de hogere, vochtigere gebieden groeien veenbossen met Zachte berk (Betula pubescens) en aan de overgang naar de echte natte stukken het montane, veenmosrijke elzenveenbos.
Aan de lijzijde van de Hoge Venen groeiden in de diep ingesneden dalen oorspronkelijk ravijnbossen met Es (Fraxinus excelsior), eiken-haagbeukenbossen en Beukenbossen. Deze zijn tegenwoordig grotendeels door sparrenaanplant vervangen. Hetzelfde geldt voor de op 400-600 meter hoogte gelegen delen van het Massief van de Hoge Venen, zoals rondom Botrange, waar oorspronkelijk beukenbossen stonden. Deze bossen waren de laatste 300-400 jaar reeds sterk teruggedrongen door het intensieve grondgebruik.