Het Plateau van de Hoge Venen vormt een soort driehoek, begrenst door Malmedy in het zuiden, Hockai in het westen, Monschau in het oosten en Eupen in het noorden. Het strekt zich uit over Duitsland en België, waarbij het grootste deel in België ligt.
De kern van het gebied vormt een één tot acht kilometer brede en circa 22 kilometer lange, van zuidwest naar noordoost lopende bergrug uit oude leisteen uit het Cambrium en het Onder-Devoon. Dit is het zogenaamde „Vennsattel“, dat op gemiddeld 550 meter, dat is circa 200 meter hoger dan de rompvlakte van de Eifel, ligt.
Op de schrale, moeilijk waterdoorlatende bodem vormden zich 10.000 jaar geleden de eerste hoogvenen. Deze danken hun ontstaan mede aan de enorme hoeveelheden regenval. Het klimaat hier is nogal extreem. Het kent koele, vochtige zomers en lange, barre winters. Verantwoordelijk voor de temperatuur is natuurlijk vooral de hoogte.
Door al deze factoren samen is een unieke flora- en fauna- samenstelling ontstaan met zowel boreale, als Atlantische kenmerken.
De Hoge Venen bestaan uit laagveen, overgangsveen en kleine stukken hoogveen. De hoogveenstukken bevinden zich met name in de zogenaamde Palsen. Hier groeien veenmossen, wollegras, Kleine veenbes (Oxycoccos palustris) en Rijsbes (Vaccinium uliginosum). Ook leven er allerlei dieren, zoals de Hoogveenglanslibel (Somatochlora subarctica), die als zogenaamde Ijstijdrelicten worden gezien.
Bij de ontwikkeling van hoogveen is vooral veenmos (Sphagnum sp.) van belang. Dit plantje neemt het water in haar organen op en kan zo onafhankelijk van het grondwater enorme veenbulten vormen. Omdat dit veen boven de grondwaterspiegel uitgroeit, spreken we van hoogveen, het veen ligt hoger dan de grondwaterspiegel. In tegenstelling wat je in deze vochtige omgeving zou verwachten, rotten de onderliggende resten veenmos niet weg, maar blijven geconserveerd. Dit komt doordat er in het zuurstofarme water ook nauwelijks bacteriën leven die de afbraak kunnen bespoedigen.
Helaas zijn de Hoge Venen enkele keren door bosbranden getroffen. In 1911, een zeer droog jaar, brandden de Hoge Venen in de omgeving van de Baraque Michel enkele weken lang en lukte het zelfs soldaten die werden ingezet bij de bluswerkzaamheden pas na een aanhoudende regenperiode om het vuur te blussen. In 1947 was er brand in het gebied rondom Baraque Michel en in de veengebieden bij Mützenich. Bij het blussen van dit vuur was extra voorzichtigheid geboden aangezien er steeds weer achtergebleven munitie uit de net afgelopen Tweede Wereldoorlog explodeerde.
De meest recente brand is die van Paasmaandag 2011 toen na een wekenlange droogte opnieuw brand uitbrak in de buurt van de Petit Bongard en Geitzbusch. Ondanks de aanwezigheid van Rode vlaggen (verbod om de venen te betreden) waren er toch mensen in het gebied. Waarschijnlijk hebben zij het vuur doen ontstaan. Door de harde wind breidde het vuur zich al snel over een breedte van 8 kilometer uit. Het blussen nam meerdere dagen in beslag en zelfs 14 dagen later waren er nog steeds enkele kleine brandhaarden. Als gevolg van het vuur is 1300 hectare veen verbrand en is 8,5 kilometer knuppelpaden verwoest. Omdat de brand als een lopend vuurtje over het veen is gegaan, is er gelukkig slechts oppervlakkige schade waardoor het Pijpenstrootje (Molinia caerulea) al snel weer uitliep. Wel hebben de bomen in de Geizbusch en de oude Grove dennen (Pinus sylvestris) in het Noir Flohay sterke schade geleden. Gelukkig werd het nog groeiende hoogveen in het Fagne Wallonne niet door de brand getroffen.