De Hop is een opvallende verschijning die met name opvalt door zijn bonte verenpak dat wit en zwart gestreept is. Zijn lichaam is licht roze- bruin gekleurd. Ook zijn kop is opvallend door de kuif die hij draagt. Deze wordt vaak na de landing opgericht. De lengte van de Hop bedraagt 25 tot 29 centimeter, inclusief een 4 tot 5 centimeter lange snavel. Deze is smal en iets omlaag gebogen. De vleugelspanwijdte is 44 tot 48 centimeter. Zijn vlucht is fladderend en nogal zwenkend. Hij vliegt vaak dicht boven de grond en maakt hierbij korte golven. De staart is zwart met een brede witte band.
De Hop broedt in holtes in cultuurlandschappen en open weidegebieden met boomgroepen, heggen en struiken. Vaak is hij te vinden in wijngaarden of boomgaarden. Ook worden nesten gemaakt in stenen muren of in holen in de grond. In Nederland is hij een vrij zeldzame zomergast die soms broedpogingen onderneemt. Hij overwintert in Afrika. Hij is soms te zien in de buurt van het Mainzer Sand.
Hij zit vaak op de grond en zoekt daar ook zijn voedsel. Hij zoekt wormen en insecten op kale plekken, zandige plekken en plekken met kort gras. Hij kijkt regelmatig op bij het zoeken naar voedsel, maar echt schuw is hij niet te noemen.
Zijn roep is een meermaals herhaald, hol, gedempt oep-oep-oep. Dit wordt niet luid gebracht, maar het geluid draagt wel ver.