De bont gekleurde IJsvogel (Alcedo atthis) is een exotische verschijning in het Limburgse land. Met zijn blauwe rug en oranje borst is het één van de meest kleurrijke inheemse vogelsoorten. Ondanks deze opvallende kleuren wordt het dier door de meeste wandelaars niet opgemerkt. En vaak als hij gezien wordt, is het niet veel meer dan een lichtblauwe flits die met hoge snelheid voorbij scheerde. Met enig geduld en oefening is het echter helemaal niet zo moeilijk om de dieren ook te observeren wanneer ze roerloos zitten te wachten op een lekker visje. Vaak zitten ze op een overhangende tak boven een rivier of plas. Soms bidden ze ook met een snelle vleugelslag boven het water. Als een visje opduikt duiken ze loodrecht naar onder en duiken onder. De buit wordt eerst doodgeslagen tegen een takje, want pas als de vis dood is worden de vinnen slap en dat is wel zo makkelijk bij het slikken. De vissen glijden, met de kop vooruit, naar binnen. De dieren worden ter plekke verorberd of naar het nest gebracht.
Voortplanting.
De balts van de IJsvogel begint al vroeg in het jaar, in januari of februari. De dieren achtervolgen elkaar dan hoog in de lucht.
De nesten bevinden zich aan het einde van een circa één meter lange gang die door de ouders gezamenlijk in de lemen oever van een rivier of meer wordt gegraven. Hiervoor kiezen de dieren vaak voor verse, steile oeverwanden die door voortdurende oevererosie langs natuurlijk meanderende beken regelmatig gevormd worden. In de nestkamer aan het einde van de nestgang broedden de partners gezamenlijk de zeven witte eieren uit. Het nest wordt niet bekleed, maar de eieren liggen gewoon op de kale bodem. Wanneer de jongen groeien, neemt ook hun voedselbehoefte toe. Om ervoor te zorgen dat ieder kuiken voldoende voedsel krijgt in de donkere nestkamer roteren de kuikens als een in een soort caroussel in het rond. Het jong dat aan het uiteinde van de nestpijp zit krijgt van een ouderdier een visje toegestopt en schuift dan een plaatsje op voor zijn broertje of zusje. Na ongeveer 31/2 week verlaten de jongen de nestkamer. Die is inmiddels zo vervuild dat de ouders iedere keer nadat ze er waren een bad moesten nemen. De jongen blijven nog geruime tijd bij hun ouders die hun ook nog voeren. Vaak zijn ze te zien wanneer ze onhandig op een tak boven het water zitten.
Uiterlijke verschillen.
Mannetjes en vrouwtjes lijken sterk op elkaar. Alleen aan hun snavel kun je het verschil zien. Bij de mannetjes is de snavel helemaal zwart, terwijl de vrouwtjes een rode ondersnavel hebben.
IJsvogels hebben een grote kop, een stomp lichaam en korte vleugels en staart. Hun poten zijn kort en rood gekleurd. Dit zijn allemaal aanpassingen aan de beweging in de nestgang.
Koukleumen.
In tegenstelling tot hetgeen wat hun naam zou vermoeden, zijn de IJsvogels niet erg winterhard. In koude winters vriezen veel vijvers, plassen, meren en rivieren dicht waardoor hun enige voedselbron, vis, niet meer beschikbaar is. Daardoor vindt in barre winters, zoals die van 1995-1996, 1996-1997 en 2008-2009, een excessieve sterfte plaats onder de ijsvogelpopulatie. Vanuit snel stromende beken en rivieren, zoals Grensmaas, Roer, Swalm en Worm, die zelfs in strenge winters niet dichtvriezen, wordt de rest van Limburg weer gekoloniseerd.