Kasteel Wijnandsrade.
Wijnandsrade bezit een prachtig kasteel. Dit is omgeven door grachten die gevoed worden door enkele beekjes. Het aanzien van het kasteel wordt met name bepaald door de lange facade van de kasteelboerderij. Het eigenlijke kasteel is te bereiken via de binnenplaats van de kasteelhoeve en is veel kleiner. Naast het kasteel ligt een motte, een kunstmatige kasteelheuvel die tussen 1050 en 1150 werd opgeworpen. Bovenop deze heuvel heeft waarschijnlijk een houten of misschien zelfs een stenen donjon gestaan waar men zich in tijden van nood kon terugtrekken. Bovendien werd door het uitgraven van de grond voor de motte een gat gecreërd dat als gracht ging dienen. Van enige bewoningssporen is op de motte niets meer te zien. Toch is het een prachtige plek. Bovenop de motte groeien 200 jaar oude Linden (Tilllia sp.) en, zeer bijzonder, een aantal oude Gele kornoeljes (Cornus mas). De Gele kornoeljes hebben armdikke stammen en dragen af en toe vruchten. In de ondergroei staat veel Klimop (Hedera helix) en diverse stikstofminnende planten zoals Akkerkool (Lapsana communis), Witte dovenetel (Lamium album), Zevenblad (Aegopodium podagraria) en Dagkoekoeksbloem (Silene dioica). Vroeger kon men vanaf de motte uitkijken over de verre omgeving en een naderende vijand al van verre zien aankomen. Men was relatief veilig omdat de grachten zo breed waren dat het met pijl en boog niet goed mogelijk was om over de gracht heen te schieten en veel schade aan te brengen. De motte werd verlaten toen het buskruit werd uitgevonden en een betere verdediging nodig was.
Halverwege de motte ligt een kleine, met klimop overwoekerde Lourdesgrot die waarschijnlijk tot een van de oudste van Nederland behoort. Ze is opgetrokken uit een soort lavasteen en binnenin prijkt een eenvoudig Mariabeeld. De grot werd opgericht in de tijd dat in kasteel Wijnandsrade een klooster gevestigd was. Toen één van de paters ziek werd en dreigde te sterven werd er volop naar Maria gebeden en kreeg hij water te drinken dat een andere pater uit Lourdes had meegebracht te drinken. Hierdoor knapte hij wonderwel op en als dank werd op deze plek in 1874 een Lourdesgrot gebouwd.
In 1208 is het kasteel in bezit van de heer van Schinnen die zich „Burchgravius van Rhode“ noemt.
In de 16e eeuw duikt de naam van het geslacht Van de Bongart voor het eerst op. Deze familie is afkomstig uit de omgeving van Bergheim en heeft bezittingen bij Pfaffendorf en Bergerhausen. Wilhelm I van de Bongart, erfkamerheer van het vorstendom Gulik, ambtsman van Düren en Nörvenich en heer van Paffendorf en Bergerhausen, huwde in 1516 met Maria Mascharel, erfdochter van Wijnandsrade, Land Heyden en Terblijt. Uit deze periode stamt ook een deel van het huidige kasteel. Hun oudste zoon, Wilhelm II van den Bongard was gehuwd met Margaretha van Pallant. Het wapen van hun beide is te zien in de nok van het 16e eeuwse gedeelte van het kasteel. Diens zoon, Werner van Obbbendorf, gehuwd met de dochter van Schellart van Obbendorf, voltooide het kasteel. Het alliantiewapen uit die periode is te zien boven de schouw in de ridderzaal. Deze werd gebouwd tussen 1554 en 1563. De schouw is opgetrokken in Maaslandse renaissance-stijl. Hij bezit mooie haardsteentjes. In de ridderzaal zijn ook nog de ouderwetse vensterbanken te zien vanwaar de kasteelvrouwe kon uitkijken over de landerijen. Tussen 1717 en 1726 wordt onder Joseph Clemens, Baron von Bongart, het kasteel tot zijn huidige omvang uitgebreid. Hij liet ook de economiegebouwen naast het kasteel bouwen. Tussen 1774 en 1780 werken Johan Hugo Ferdinand en diens zoon Sigmund Richard Hugo Joseph aan de verdere verfraaiing en uitbouw van het kasteel. In deze periode wordt onder meer de prachtige rococodeur met hardstenen omlijsting op de binnenplaats gemaakt. In de tijd van Napoleon worden alle bezittingen in beslag genomen en na de dood van de laatste kasteelheer, Baron Lodewijk Josef Fortunat Felix van Bongart, stelt zijn kinderloze weduwe, Melanie von Walderdorf, die inmiddels in het Duitse kasteel Paffendorf woont, haar bezit ter beschikking aan de paters Jezuïten. Deze waren vanwege de Kulturkampf uit Duitsland verdreven. Nadat de Jezuïten in het begin van de 20e eeuw waren vertrokken, kwamen paters Minderbroeders Conventuelen in hun plaats. Deze nemen ook een aantal studenten mee. Ze maakten een doorgang door het gebouw zodat ze gemakkelijk naar de naast het kasteel gelegen kerk ter mis konden gaan. Deze paters blijven tot 1967 hier en na hun vertrek wordt het kasteel aangekocht door het ingenieurs- en architetenbureau Hasselt en Koning. Omdat het kasteel door hun nogal verwaarloosd wordt, wordt het in 1990 aangekocht door de Stichting tot behoud van Kasteel Wijnandsrade. Na het uitvoeren van een restauratie, die duurt tot 1996, is het kasteel weer in zijn oude glorie hersteld. Naast de eenvoudige ridderzaal, die als trouwlocatie dient, zijn er ook enkele andere ruimtes ingericht met meubilair uit vroeger eeuwen. Bij de prachtige houten trap werden twee muurschilderingen van soldaten ontdekt. Na restauratie zijn ze nu ook weer zichtbaar voor het publiek. In de hoeve is een wijnhandel en café gevestigd. Je treedt het kasteel binnen via een brug over de gracht. Dan belandt je eerst op de binnenplaats van de voormalige kasteelboerderij. Hier zijn enkele deuren omgeven met hardstenen lijsten van kolenkalksteen. Je kunt vanaf hier via een volgende brug verder naar het eigenlijke kasteel. Ook dit kent een binnenplaats, die echter veel kleiner en intiemer is. Er staat een bank onder een boom waar het in de schaduw heerlijk vertoeven is. Het oude kasteel is deels opgetrokken uit kalksteen. Het hele kasteel uit kalksteen optrekken was te duur geworden omdat deze van ver moest worden aangevoerd. Daarom werd gekozen voor een afwisseling van kalksteen en lokaal geproduceerde baksteen.