Kroedwusj-zegening.
Op 15 augustus viert de Katholieke Kerk het feest van Maria-Ten-Hemel-Opneming. Op deze dag wordt herdacht dat Maria na haar dood met lichaam en ziel door God in de hemel werd opgenomen. Maria is voor de gelovigen in de Katholieke kerk de belangrijkste Heilige. Ze vertegenwoordigd het vrouwelijke, emotionele element binnen het geloof. Als moeder van Jezus Christus is zij in feite de moeder van alle gelovigen. Maria vervult in de kerk drie belangrijke taken: ze is de weg naar de kern van het Christelijke geloof, naar Jezus dus, daarnaast helpt ze de gelovigen om trouw te zijn aan hetgeen hun geloof van ze vraagt en tenslotte schenkt ze troost in het lijden. Het feest van Maria-Ten-Hemel-Opneming ontstond in het oosten en werd in de 7e eeuw door de kerk in Rome overgenomen.
Het zegenen van de Kroedwusj, een bosje (wusj) van kruiden (kroed) gebeurt in vele Limburgse dorpen jaarlijks op dezelfde dag. In Valkenburg heet deze dag “Slevrouwe Kroedweje”. De Kroedwusj is een boeket met zeven veldkruiden die de bezitter ervan moesten beschermen tegen allerlei onheil zoals het inslaan van de bliksem.
De kruiden moesten op de dag voor Maria-Ten-Hemel-Opneming, dus op 14 augustus geplukt worden. Ze mochten alleen met de hand geplukt worden omdat het metaal van een mes de magische kracht kon verbreken. Ook moesten ze voor zonsopgang worden geplukt. De kruiden werden samengebonden met lichtblauwe linten die een lengte van zeven el hadden. Daarna nam men ze mee naar de kerk om gezegend te worden en hing ze op boven de deur van het huis of van de stal. Bij onheil werden een paar takjes eruit in het haardvuur geworpen. Vaak werd hierbij gebeden tot Sint-Donatus, patroon van het onweer, of werd het Sint-Jansevangelie gelezen. Dit omdat ook het Sint-Janskruid in de Kroedwusj voorkomt. Het gebruik herinnert aan het brandoffer dat ten tijde van de Germanen aan de dondergod Thor (Donar) werd gebracht. Ook werden de kruiden gebruikt als geneesmiddel voor mens en dier.
Op Sint-Jan, het feest van Johannes de Doper, werd het de inmiddels gedroogde “Kroedwusj” verbrand. Dit gebruik is bekend als het Sint-Jansvuur. Op deze dag geplukt Sint-Janskruid, Echte kamille of Absint-alsem zou extra veel kracht hebben en bescherming bieden tegen brand en ziektes maar ook tegen heksen, duivels en spoken.
Van oorsprong was het een heidens gebruik dat door de Christelijke kerk is overgenomen en gekerstend. De magische ritus van het plukken van kruiden bij een bepaalde maanstand die de mensen in voorchristelijke tijd doormaakten werd vervangen door het zegenen van een kruidenbos waarbij men zich tot God, de schepper van het gewas, richtte. De Germaanse druïden verbranden een kruidenbos ter ere van de Godin Freya. Bij de kerstening werd Freya vervangen door Maria.
Het feest wordt in Limburg al sinds de 10e eeuw gevierd. In de archieven van het Stift van Houthem-Sint-Gerlach wordt in 1519 een “Onser Liever Frauwen Kruytweyngh Dach” vermeld.
Het is niet toevallig dat juist op een feest voor Maria de kruiden worden gezegend. Volgens een oud gebruik werd Maria aangeduid met namen die ontleend zijn aan de plantenwereld. Velen zien haar als een bloem waaruit Jezus als vrucht ontsproot. De Apostelen troffen in het graf van Maria enkel een kruidenbos aan omdat zij zelfs was verrezen. Natuurlijk is het ook de tijd dat veel van de gebruikte kruiden bloeien en is het net het midden van de oogstmaand.
Een Kroedwusj is samengesteld uit minimaal zeven verschillende kruiden, bloemen en graansoorten. Er moeten twee granen, twee geneeskrachtige kruiden en twee kruiden die onweer weren in zitten. Daarnaast wordt als zevende kruid een blad van Walnoot (Juglans regia) toegevoegd omdat de bladeren hiervan weer uit zeven blaadjes bestaan. Men beweerd ook dat bliksem nooit in een notenboom inslaat.
De precieze samenstelling van de Kroedwusj varieert van plaats tot plaats. Wel zit er bijna overal Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Bijvoet (Artemisia vulgaris) en Absint-alsem (Artemisia absinthimum) in. In de 17e en 18e eeuw werd Boerenwormkruid door kinderen veel geplukt en dan verkocht. In de Voerstreek zit er altijd Wilde marjolein (Origanum vulgare) en Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) in.
Voor de graansoorten neemt men meestal Tarwe (Triticum vulgare) (Valkenburgs: Terf), Rogge (Secale cereale) of Haver (Avena sativa). Bij de geneeskrachtige kruiden kan men kiezen uit Duizendblad (Achillea millefolium) (Valkenburgs: Hazegerf), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) (Valkenburgs: Wörmzaödsje), Tormentil (Potentilla erecta) (Valkenburgs: Krampkroed), Echte kamille (Matricaria recutita) (Valkenburgs: Maoter), Bijvoet (Artemisia vulgaris) (Valkenburgs: Aels), Absint-alsem (Artemisia absinthimum) (Valkenburgs: Aels of Ruuksel), Veldsalie (Salvia pratensis), Smeerwortel (Symphytum officinale), Valeriaan (Valeriana officinalis) (Valkenburgs: Donderbloom) en Engelwortel (Angelica sylvestris). Het waren zowel kruiden die dienden bij het bestrijden van ziektes van mensen als van dieren. Onweer of onheil wordt geweerd door Bijvoet (Artemisia vulgare), Koninginnekruid (Eupatoria cannabinum) (Valkenburgs: Hommelskroed) dat ook wel Donderkruid genoemd wordt, Koningskaars (Verbascum thapsus) (Valkenburgs: Donderpele), Wilgenroosje (Epilobium angustifolium) (Valkenburgs: Dondertore), Klaproos (Papaver rhoeas) (Valkenburgs: Donderbloom) en Sint-Janskruid (Hypericum perforatum) (Valkenburgs: Donderkroed). Let eens op de vele Limburgse namen met het woord donder erin bij deze laatste groep.
Soms wordt er ook nog Huislook (Sempervivum tectorum). Klaver (Trifolium sp.), Echte guldenroede (Solidago virgaurea) en Duizendguldenkruid (Centaurium sp.) aan toegevoegd. Waar men uitgaat van de samenstelling van 2 broodgranen, 1 boomvrucht en enkele geneeskruiden werd vaak een tak van Appel (Malus sylvestris) of Peer (Pyrus communis) eraan toegevoegd. Hier en daar is ook het toevoegen van takjes van de op Palmzondag gezegende Buxus (Buxus sempervirens) gebruikelijk.
Volgens de traditie werden de zeven kruiden in het graf van Maria gevonden.
Zeven is sowieso een belangrijk getal in de kerkgeschiedenis. Het is het getal van de volheid of volmaaktheid. De Kroedwusj is door zijn samenstelling uit zeven kruiden waarvan één ook nog zeven bladeren een symbool hiervan. In de voor-Christelijke tijd hield het getal verband met de zeven hemellichamen Saturnus, Mars, Jupiter, Venus, Mercurius, Zon en Maan. Ook in het gewone leven nam het getal een belangrijke plaats in en werd dus al snel overgenomen door de Christelijke leer. In de bijbel komt het getal zeven maar liefst 260 maal voor. In de Rooms-Katholieke leer staat zeven onder meer voor de schepping die in zeven dagen werd voltooid, voor de zeven werken van barmhartigheid, de zeven wijdingen van het priesterschap en de zeven sacramenten.
Het feest van de Kroedwusj-zegening wordt jaarlijks nog gevierd in allerlei Limburgse dorpen zoals Valkenburg, Klimmen en Schaesberg. In Schaesberg worden de kruiden bij het kapelletje Leenhof in een openluchtmis gezegend.