Dalkruid (Maianthemum bifolium).
Dalkruid is een wortelstokgeofyt die in bossen met niet al te zure ruwe humus voorkomt. De plantjes worden acht tot vijftien centimeter hoog en de bloeistengels hebben twee tot drie bladeren waartussen de bloemtrosjes verschijnen. Er komen ook planten voor die niet bloeien en die alleen een blad dragen. De bladeren zijn eirond met een hartvormige voet en een meestal spitse top. Dalkruid is een wortelstokgeofyt die in mei en juni bloeit. De bloemtrosjes bestaan uit groepjes van twee of drie op gelijke hoogte staande, kort gesteelde, klein, roomwitte, zoet geurende bloemen. De bloemen worden met name door zweefvliegen bezocht. De vruchten zijn kleine bessen die lang groen blijven, daarna rode stippels vormen en pas laat in het jaar rood verkleuren. De bladeren verwelken ook pas in het najaar. Ze is vaak in groepjes op allerlei plekken te vinden, meestal in oude bossen met enigszins vochthoudende grond. De bodems hier mogen niet te voedselrijk, maar ook niet te voedselarm zijn. De wortelstokken kruipen op enkele centimeters diepte door de losse humuslaag die zuur is maar waarvan het strooisel toch snel verteerd. De ondergrond van de bossen is meestal lemig, maar kan ook uit puur zand bestaan. Dalkruid mijdt echter kalkrijke bodems. Dalkruid komt voor in Noord-, Midden- en Oost-Europa en in Siberië en China. In Nederland bereikt het de westgrens van het gesloten areaal. Hier komt ze met name voor in Zuid-Limburg en de duinen. In tegenstelling tot haar naam groeit Dalkruid niet graag in dalen, maar eerder op hellingen, waar strooiselophoping achterwege blijft.