Op 23 oktober 1853 werd de spoorlijn Maastricht-Aken in bedrijf genomen. Het initiatief hiervoor werd genomen door de „Aachen-Maastrichter Eisenbahn Gesellschaft“ die in 1845 was opgericht. De aanleg van de spoorlijn werd in eerste instantie bekostigd uit de verkoop van steenkool uit de Dominiale Mijn, die de maatschappij voor 99 jaar in beheer had. Eén van de problemen die overwonnen moest worden,was de keuze van de grensovergang. Eerst zou dat Vaals worden, later Kerkrade en uiteindelijk werd het Bocholtz. Op 14 oktober 1846 wird begonnen met de aanleg. Hierbij moesten bruggen over de Geul, duikers voor de waterregulatie en poorten worden gemaakt. Bovendien moest er veel grond worden verzet om het spoor op één niveau te laten lopen.Dit betekendeconcreet dat op de ene plek grond moest worden afgegraven, terwijl de spoordijk op andere plaatsen moest worden opgehoogd. Het spoor kreeg een breedte van 1,435 meter, net als in Duitsland en België en afwijkend van Nederland.
Het was de eerste grensoverschrijdende spoorlijn van Nederland. Het tracé liep vanuit Maastricht via Valkenburg, Schin op Geul, Wijlre, Eys, Simpelveld en Bocholtz en in Duitsland via Richterich naar Aken. Hier sloot de spoorlijn aan op de Rheinische Eisenbahn. Dit was het baanvak van Antwerpen naar Luik en Aken naar Keulen dat reeds in 1841 gereed was.
De spoorlijn van Maastricht naar Aken kostte destijds 8,25 miljoen Reichsmark, dit was inclusief een aftakking naar Kohlscheid-Kämpchen.
De spoorlijn wird in de eerste jaren maar weinig gebeurd. Veel beweoners blven hun kolen met paard en wagen vervoeren., slechts 1/5e deel werd per spoor vervoerd. Ook reisde er slechts een gering aantal reizigers in de vier passagierstreinen die er dagelijks reden. De spoormaatschappij beschikte over acht locomotieven, over kolen-, goederen- en bagagewagens en over 16 reizigersrijtuigen. De daken hiervan bestonden uit dekzeilen, de verlichting gebeurde met petroleumlampen.
In 1867 kwam de exploitatie in handen van de maatschappij Grand Central Belge en wird de naam van de onderneming veranderd in „Chemin de Fer d´Aix-la-Chapelle par Maastricht à Landen“. In 1898 kocht Staatsspoor de lijn op. De aansluiting op de zijtak naar Kerkrade werd in 1868 gestart. Het tracé was gelijkvloers, dat hield in dat er niets gedaan was aan de hoogteverschillen in het terrein, en werd pas verlaagd nadat tussen 1925 en 1934 het baanvak tussen Kerkrade en Schaesberg werd veranderd. Bovendien was de eerste lijn met een breedte van één meter alleen bedoeld voor kiepkarretjes die door paarden getrokken werden. Het gedeelte tussen Simpelveld, Spekholzerheide naar de Dominiale mijn werd op 16 april 1871 in gebruik genomen.
Door het toenemende belang van de steenkolenwinning ontstond de behoefte aan een echte spoorlijn tussen Heerlen, via Kerkrade-Centrum naar Simpelveld. De eerste plannen werden in 1919, nadat er 12 jaar gepoogd was om toestemming te krijgen bij het gemeentebestuur van Kerkrade, goedgekeurd. De aanleg van dit tracé begon in 1925 en werd uitgevoerd door het Spoorwegbouwbedrijf uit Utrecht, een dochteronderneming van de Nederlandsche Spoorwegen. De bouw was moeizaam en duur. Door de mijnbouw dreigden voortdurend verzakkingen te ontstaan. Bovendien moest in het heuvellachtige gebied veel grond verzet worden om de hoogteverschillen zo gering mogelijk te houden. In het dal van de Anselerbeek te Kerkrade moest de spoordijk 32 meter opgehoogd worden. Dit werd gedaan door twee grote stoomsbaggermachines. Tussen Kerkrade en Simpelveld moest de spoorlijn juist 18 meter onder het maaiveld worden ingegraven om niet te veel te moeten stijgen en dalen. Hierdoor liepen de kosten op tot 12,5 miljoen gulden voor een 12,5 kilometer lang tracé. Het tracé tussen Schaesberg en Simpelveld heet dan ook niet zomaar het „Miljoenenlijntje“. In de volksmond wordt deze naam echter, hoewel foutief, ook gebruikt voor het gehele traject van Schaesberg naar Schin op Geul. In 1934 was de spoorlijn gereed. Eerst tweesporig, maar in 1942, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd het tweede spoor opgebroken. Sindsdien was er alleen nog maar een enkelspoor. In eerste instantie werd het spoor alleen gebruikt voor het vervoer van grondstoffen. Op 15 mei 1949 reden de eerste reizigerstreinen van Heerlen via Kerkrade en Simpelveld naar Schin op Geul. Op 1 augustus 1954 werden de stoomtreinen afgelost door dieseltreinstellen die de naam Blauwe Engel droegen.
Vanaf 1955 reden de treinen ook door naar Valkenburg. Door de sluiting van de Dominiale Mijn in 1969 werden nauwelijks nog goederen vervoerd en was er eigenlijk alleen nog personenvervoer. Het gedeelte tussen Schaesberg en Kerkrade-Centrum werd in 1986 geëlektrificeerd.
Begin jaren 1960 wilde de regering vanwege bezuinigingen overgaan tot sluiting van het baanvak Kerkrade- Schin op Geul. Het duurde uiteindelijk nog tot 1988 tot de onrendabele treindienst tussen Kerkrade, Simpelveld en Schin op Geul werd opgeheven.
Nadat op 28 mei 1988 de laatste treinrit was verreden, was het een tijdlang stil op het spoor tussen Simpelveld en Kerkrade. Op 24 maart 1988 was de stichting „Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij (ZLSM)“ opgericht. Deze wilde het tracé tussen Kerkrade en Schin op Geul behouden en in gebruik nemen voor toeristisch treinverkeer. Toen op 30 mei1992 ook de laatste trein tussen Maastricht en Aken reed, werd het hele baanvak tussen Schin op Geul en Kerkrade niet langer gebruikt. Zodoende kwam de weg vrij voor een toeristische exploitatie van het spoor met gebruik van stoommaterieel. In 1992 kocht de Zuid-Limburgse stoomtrein Maatschappij het baanvak tussen Kerkrade-Centrum en Simpelveld van de Nederlandse spoorwegen. De eerste rit met een stoomtrein werd op 16 april 1995 verreden. De stoomlokomotieven kocht de Zuid-Limburgse stoomtrein Maatschappij (ZLSM) in Zweden. Ook kwamen enkele rijtuigen uit België. Sinds 1997 zijn er ook de de zogenaamde Schienenbussen bijgekomen.