Parque Nacional Monfragüe
Hoogteligging: 350/800 meter boven zeeniveau.
Oppervlakte: 18.396 hectare.
Status: Nationaal Park.
Onder bescherming sinds: Natuurpark sinds 1979. Nationaal Park sinds 2007.
Algemeen.
Monfragüe is een bijzonder gebied langs de rivier Rio Tajo (Taag) en Rio Tiétar. Toch werd het pas zeer laat beschermd. De eerste aanzet om de aandacht op het gebied te vestigen, kwamen van Professor Francisco Bernis, die de bijzondere gieren en Zwarte ooievaars opmerkte. In 1958 begonnen de bouwwerkzaamheden voor enkele stuwdammen nabij de samenkomst van de Tajo en de Tiétar en stroomafwaarts van de Tajo. Het water wordt opgestuwd ten behoeve van de electriciteitsproductie en om te zorgen voor voldoende drinkwater in de zomermaanden. Het gebied bestaat ten dele nog uit goed behouden mediterrane bossen. Hierdoor komt er een rijke flora en fauna voor. Op plekken waar het oorsponkelijke bos is verdwenen, werden snel groeiende eucalpytussen aangeplant. Het gebied is genoemd naar de gelijknamige berg Monfragüe met een hoogte van 512 meter. Hierop ligt ook het Ermita y Castilla de Monfragüe met een Arabische oorsprong, in de 12e-15e eeuw herbouwd door de Christenen.
Flora.
Op de rotsen van Monfragüe is een soortenrijk mediteraan loofbos behouden gebleven. De grootgrondbezittingen (‘Fincas’) werden eeuwenlang extensief gebruikt voor jacht, beweiding en het winnen van kurk uit de kurkeiken. De bossen zijn vaak maar klein door het gebrek aan water en de lange droogteperiode in de winter. De belangrijkste soort is de Steeneik (Quercus ilex ssp. ballota), maar er groeien ook Quercus coccifera, Quercus faginea, Kurkeik () en in de ondergroei staat wilde olijf, Aardbeiboom (Arbutus unedo) met opvallende rode, ronde vruchten, Viburnum tinus met glanzende metaalblauwe vruchten, Prunus lusitanica en diverse soorten Cistus en Clematis. Ook staat er Acer monspessulanum en Fraxinus angustifolius. De Europese netelboom (Celtis australis) is goed herkenbaar aan zijn vruchten.
In de ´dehesas´ groeit soms een rijke ondergroei van onder meer Kuiflavendel (Lavendula stoechas), diverse soorten Cistus, diverse bremsoorten. Deze lage vegetatie wordt 'Matorral' genoemd, hetgeen letterlijk "laag struikgewas" betekent.
Op rotsen staat Digitalis thapsi.
Op de steile rotsen groeit Rotsanjer (Dianthus gratianopolitanus). De hellingen staan eind april-begin mei vaak prachtig in bloei met de intensief harsig geurende Cistus ladanifer. Deze soort heeft grote witte bloemen met zwarte honingmerken. Deze soort groeit in symbiose met de Verfstuifzwam (Pisolithus arhizus). Soms zit ook de geel bloeiende parasitaire plant Cytinus hipocistus met geel-rode bloemen die net boven de grond uitsteken. Een mooie struik is de geel bloeiende, zwaar beklierde Adenocarpos complicatus.
Fauna.
Het gebied is met name bekend vanwege zijn grote aantallen roofvogels. Daarbij is de Vale gier (Gyps fulvus) de meest algemene gier met 250 broedparen. Deze soort broedt op de rotsen. De Monniksgier (Aegypius monachus) broedt juist in boomtoppen in de ´dehesa`. Waarschijnlijk ligt in Monfragüe de wereldwijd grootste populatie van deze soort met 224-255 paar. Verder leven er circa 11 paar van de Spaanse keizerarend (Aquila adalberti), hetgeen ook de grootste populatie ter wereld is. Andere roofvogels zijn Dwergarend (Hieraaetus pennatus), Havikarend (Hieraaetus fasciatus), Steenarend (Aquila chrysaetos), Slechtvalk (Falco peregrinus), Grijze gors (Emberhiza cia) en Oehoe (Bubo bubo). Ook de Zwarte wouw (Milvus migrans) en de Rode wouw (Milvus milvus) leven in het gebied. De Iberische lynx (Lynx pardinus) is een schuwe soort die in lage aantallen in het gebied leeft.
Maar ook de Slangenarend (Circaetus gallicus) kan worden gezien. Raven (Corvus corax) worden aangelokt door het aas dat de gieren laten liggen. Zeer bijzonder is het vrij veel voorkomen (30 broedparen) van de Zwarte ooievaar (Cicconia nigra). Deze broedt op de rotsen in enorme nesten.
Op de steile rotsen weerklinkt het merelachtige gezang van de Blauwe rotslijster (Monticola solitarius). Ook Alpenkraaien (Pyrrhocorax pyrrhocorax) zitten er veel.
In totaal liggen er drie goede rotsen waarop de Vale gieren (Gyps fulvus) broeden. De Salto del Gitano herbergt 80 paar Vale gieren, 3 paar Zwarte ooievaar en 1 paar Slechtvalk. Verder broedt er 1 paar Keizerarend, 1 paar Aasgier en 1 paar Oehoe. De Grijze gors (Emberiza cia) is niet zeldzaam bij deze rots en komt vaak nieuwsgierig kijken.
Verderop ligt de Portilla del Tiétar, een kleinere rots met 20 paar Vale gier die hier regelmatig broeden. De Monniksgieren (Aegypius monachus) broeden alleen in de nabije omgeving. De Oehoe (Bubo bubo) broedt wel op de rots. Enkele honderden meters verderop broedt op een kleine rots een Zwarte ooievaar samen met een Aasgier.
Rotszwaluwen (Ptyonoprogne rupestris) bevestigen hun moddernesten aan de voet van overhangende rotsen. Onder een grote brug over de Tajo zitten honderden nesten van Huiszwaluwen (Hirunda melba). Ook de Zwarte tapuit (Oenanthe leucura) leeft hier. Langs de waterkant leven Aalscholvers (Phalacrocorax carbo) en Blauwe reigers (Ardea cinerea). La Tajadilla is een nog kleinere rots waar Vale gieren, Aasgier, Rotszwaluw en Raven broeden. Blauwe eksters (Cyanopica cyanus) kunnen hier soms behoorlijk handtam worden. Deze soort komt in Europa alleen in de dehesas voor en is beperkt tot het zuidwesten en het centrale deel van Spanje. Een ander verspreidingsgebied is het oosten van Azië. Hoewel men lang dacht dat deze soort in Europa was ingevoerd, bewijzen fossiele botten van 40.000 jaar oud dat de soort altijd al op het Iberisch schiereiland heeft geleefd.
De zoogdieren in het gebied, waaronder de Otter (Lutra lutra), de Genetkat (Genetta genetta) en de Mangoest (Herpestes ichneumon) zijn schuw en vertonen zich maar zelden. Mangoesten zitten vaak langs het water. Ze hebben lange haren en een lange staart. De Iberische lynx (Lynx pardinus) is nog veel schuwer. Heel anders is het met de Edelherten (Cervus elaphus). Het rijden op de wegen is in de schemering zeker niet ongevaarlijk omdat ze dan vaak op en langs de wegen lopen.
Op Aardbeiboom (Arbutus unedo) leeft de Pasja (Charaxes jasius), een fraaie dagvlinder.
Mycologie.
Aan de voet van Cystus ladanifer groeien vaak Verfstuifzwammen (Physolitis arhizus).
Onderweg in het gebied.
Het grootste deel van het Nationaal Park is niet toegankelijk vanwege het kwetsbare dierenleven. Om de meest bijzondere soorten waar te nemen hoef je echter geen moeilijke tochten te ondernemen, maar kunt eenvoudig vanaf allerlei met de auto bereikbare observatiepunten met een telescoop uitkijken op een aantal rotsen.
Verzuim in ieder geval de Salto del Gitano of Peñafalcon, de bekendste gierenrots, niet. Deze ligt langs de EX-280 van Torrejón el Rubio naar Villareal de San Carlos. Hier zijn altijd wel Vale gieren te zien, maar ook Blauwe rotslijster (Monticola solitarius), (Emberiza cia)en Raven (Corvus corax).
Ook heel mooi is de korte klim naar de ruïne van het klooster en kasteel Monfragüe. Van bovenaf is het uitzicht op de rivier en de omliggende bossen prachtig. Ook de Portilla del Tiétar is een mooie plek met eveneens een aantal broedende gieren en vlakbij een schuilhut, La Fresnada, waar Zwarte ooievaar en Aasgier vlak bij elkaar broeden. Deze parkeerplaatsen liggen langs de EX-A1 tussen Villareal de San Carlos en Navalmoral de la Mata. Een minder bekende, derde, gierenrots is bij de parkeerplaats La Tajadilla, niet ver van de stuwdam van de Embalse de Torrejón-Tietar.Vaak zitten er ook Blauwe eksters (Cyanopica cyanus).
In Villareal de San Carlos is een aantal infocentra gevestigd. Verder zijn er restaurants en overnachtingsmogelijkheden. Het infocentrum is te bereiken op www.extremambiente.es.