Morieljes.
Morieljes zijn paddenstoelen die in tegenstelling tot andere soorten niet in de herfst, maar in het voorjaar boven de grond komen. In Zuid-Limburg werden ze daarom vroeger dan ook aangeduid als „meibottele“, ze botten namelijk in mei uit. Andere namen waren moruilje of meimarbele. In het begin van de vorige eeuw werden deze paddenstoelen nog veelvuldig verzameld. Als men een groeiplaats wist werd deze stil gehouden zodat men zelf zoveel mogelijk exemplaren kon verzamelen. Dit gebeurde vaak in de vroege ochtend. De paddenstoelen werden niet in de gebruikelijke mandjes, maar in een grote rode zakdoek die bijeen gebonden was getransporteerd. De morieljes waren niet voor de eigen consumptie, maar werden op de markten verkocht. Het leverde de jeugd een extra zakcentia op. Voor de marktdag werden de morieljes met draad en naald tot kransen geregen. Deze werden in handkorven op de markt uitgestald. Soms werden ook Lelietjes-van-dalen, hier te lande Meiklökskes erbij gevoegd, die immers tegelijkertijd met de morieljes geplukt konden worden. Soms werden de morieljes echter ook gedroogd en in de oogsttijd weer tevoorschijn gehaald. Dan werden ze in het eten verwerkt. Ook werden ze gemalen en als kruiden aan het eten toegevoegd.