|
Ligging: België, Hoge Venen, ten westen van Mützenich (D).
Hoogteligging: 600-630 meter boven A.P.
Oppervlakte:
Onder bescherming sinds: .
Algemeen.
Het Brackvenn is een hoogveengebied in de Hoge Venen. Het ligt op 600 tot 630 meter hoogte, net over de Belgische grens nabij Mützenich. Het gebied kan als een eenheid worden beschouwd met de gebieden `Im Platten Venn` en `Misten` ofwel `Königliches Torfmoor` waarvan het enkel wordt gescheiden door de in 1840 aangelegde kaarsrechte weg van Eupen naar Mützenich. De naam komt van het germaanse woord ´Brack´ voor een minderwaardig, onbruikbaar stuk braakland. Voor de natuurliefhebber is het dat echter geenszins. Het bijzondere veenlandschap dat door middel van knuppelbruggetjes goed ontsloten is, zal ieder bekoren. In het zuidelijke deel van het Brackvenn liggen allerlei Lithalsen, geheimzinnige ronde meertjes met een veenvegetatie.
Höllenkessel
De Höllenkessel of Hellenketel is een palsen langs de weg van Eupen naar Mützenich. Helaas is de wal eromheen aangesneden, waarschijnlijk om de palsen te ontwateren. Dit heeft geleid tot een verstoring van de waterhuishouding die sindsdien fluctueert. In 1783 werd er een antieke balkenweg gevonden. Ze werd op 1400 jaar oud geschat en zou dus uit de Romeinse tijd stammen. Daarnaast werden er een skelet, een Romeinse helm en een zwaard gevonden.
Anno 2013 is er Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) op twee plekken aangetroffen. Deze soort is hier niet van eerdere jaren bekend. Opvallend is ook dat er enkel Fraai veenmos (Sphagnum fallax) en open turfgrond aanwezig is en dat Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) ontbreekt. Mogelijk allemaal een gevolg van de fluctuerende waterstand. Op de zwarte venige grond groeit wel Kleine zonnedauw (Drosera intermedia). Ook staat er Veenpluis (Eriophorum angustifolium). Sinds 8-9 jaar staat er ook Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata). Deze is waarschijnlijk door watervogels of op een andere wijze aangevoerd.
Entenpfuhl.
De Entenpfuhl is een pingo uit de IJstijd. Door drainage-greppels wordt deze van water voorzien. Het water kan zo worden gebruikt bij het blussen van eventuele veenbranden. De naam komt van de Wilde eenden die erop verblijven. In de Pruisische tijd werd hier veel waar vanuit België naar Pruisen gesmokkeld.
Geologie.
Het Brackvenn en nog meer het zuidelijke deelgebied `Im Platten Venn` is beroemd vanwege zijn vele Palsen of ´Lithalsen´, dit zijn ronde wallen die zijn ontstaan in de IJstijden. Ze worden soms ook als pingo aangeduid. Eigenlijk zijn de woorden 'palsen' (uit de taal van de Samen) en 'pingo' (uit de taal van de Aerikaanse Eskimos) twee woorden voor hetzelfde. Later zijn ze in de wetenschap echter iets anders gaan betekenen. Omdat in de Hoge Venen meestal van palsen gesproken wordt, wordt dit woord hieronder ook gebruikt. De ronde palsen hebben een doorsnede van 80 meter en komen enkel voor in gebieden boven de 500 meter. Tijdens de laatste IJstijd, circa 12.000 jaar geleden, lag hier een brongebied waar steeds weer water omhoog borrelde. Tijdens de lange winters bevroor dit, maar in de korte, koele zomers ontdooide het niet helemaal. Daardoor bleef er dus zelfs in de zomer nog een ijskern over. Deze groeide in het najaar verder aan en werd zo steeds groter. Door het enorme gewicht zakte hij enigszins in de ondergrond weg. Na verloop van tijd begon hij door zijn eigen gewicht hellingafwaarts te schuiven. Daarbij nam hij de omliggende grond mee en werd een hoefijzervormige wal gevormd die aan de onderste rand het hoogste en aan de bovenste, open rand van het hoefijzer vaak helemaal niet aanwezig was of slechts zeer laag was. Toen het klimaat rond 11.000 jaar geleden weer warmer begon te worden, smolt de ijskern en bleef binnen de ringwal water staan . Hierin begon zich hoogveen te vormen. Hoewel in de enkele palsen turf is gestoken, bezitten enkele nog steeds een intacte hoogveenflora op een twee tot drie meter dikke veenlaag. In andere palsen werd geen turf gestoken, maar hier werd wel de omliggende wal aangesneden waardoor de palsen na verloop van tijd verdroogde. De wallen zijn opgebouwd uit leem die ontstond door verwering van het Cambrische kwartsietgesteente. Dit is zeer voedselarm, zo bevat het weinig calcium en kalium.
Het veen in het Brackvenn is op de plekken waar de veenlaag het dikste was afgegraven. Dit zijn echter maar enkele kleine plekken waar de boeren voor hun eigen behoefte turf staken. De turfwinning gebeurde door boeren uit Mützenich. De aangestoken kant waar de turfwinning stopte is goed te zien in het terrein. Het overgebleven hoogveen is aan de rand grotendeels verdroogd, maar in de kern bestaat er ook nog levend hoogveen. Wel is er in de Hoge Venen en ook in het Fagne Malchamps een deel van het veen door Schwelbranden verloren gegaan. De Höllenketel (Hellenketel) is een grote palsen langs de weg tussen Eupen en Mützenich.
Het gebied `Misten` kent zelfs nog een actief hoogveen. Misten komt van mest in de betekenis van turfmest. Het gebied behoorde oorspronkelijk bij het Hertogdom Limburg. In 1840 werd het door de Pruisische boswachterij ´Königliches Torfmoor´ genoemd. Er werd door Försterei Hattlich turf gestoken. Hier eindigde bij de Eupener Grenzgraben de turfwinning door de inwoners van Mützenich en bleef een klein stuk hoogveen gespaard. De Eupener Grenzgraben is 3,8 kilometer lang en kaarsrecht. Hij werd in 1774 aangelegd om de onenigheid over de turfwinning tussen Hertogdom Jülich en Hertogdom Limburg te beeindigen. De Eupener Grenzgraben begint bij de Getzfurt en loopt dan onder de weg tussen Eupen en Mützenich door en vormt vervolgens de grens tussen het Brackvenn en het Torfmoor (Misten). Ze mondt uit in de Spohrbach.
Rond de Eerste Wereldoorlog werd gedurende 2-3 jaar op kleine schaal, maar met een industriële werkwijze, door de Pruisen turf ontgonnen. De naam Königliches Torfmoor herinnert hier nog aan.
Het gebied Nahtsief is een ander deel van het Brackvenn. Haar naam komt van Nasser Sief (natte greppel). Aan de rand van het gebied liggen enkele grote rotsblokken, zogenaamde Vennwacken. Dit zijn rotsblokken uit Revin-kwartsiet die door opvriezen aan de oppervlakte zijn komen te liggen. De grootste en bekendste zijn de twee rotsblokken met de naam Kaiser Karls Bettstatt bij Mützenich.
Het uit het Brackvenn naar buiten sijpelend water vormt de oorsprong van de Getzbach, een zijbeek van de Vesdre.
Flora.
Het Brackvenn is een hoogveengebied met een vrij grote floristische diversiteit. Het gebied bestaat uit heidegebieden. Deze liggen vooral op de voedselarme lemige ondergrond die ontstaan is door verwering van het Cambrische kwartsietgesteente. Hierin groeien soorten als Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), Rode bosbes (Vaccinium vitis-idae) en Rijsbes (Vaccinium uliginosum). In 2013 groeide Rijsbes (Vaccinium uliginosum) beter dan Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) doordat de takken van Blauwe bosbes in de winter door de strenge vorst zijn afgestorven.
Daartussen staat ook Struikhei (Calluna vulgaris), Tormentil (Potentilla erecta) en Kruipbrem (Genista pilosa). Een bijzonderheid ertussen is de Zevenster (Trientalis europaeus). Op de drogere, lemige delen groeien veel Wilde lijsterbessen (Sorbus aucuparia), Zachte berken (Betula pubesccens) en hier en daar Fijnsparren (Picea abies).
Daarnaast zijn grote oppervlakten begroeid met Pijpenstrootje (Molinia caerulesccens). Dit zijn plekken waar water oppervlakkig tussen de bulten van Pijpenstrootje wegstroomt. Veenmossen maken hier weinig kans omdat ze in de schaduw van de grassen niet goed kunnen groeien. Ertussen staan, met name op de wat nattere plekken, groepjes Geoorde wilgen (Salix aurita).
De vegetatie in het oorspronkelijke hoogveen bestaat nog grotendeels uit veenmossen (Sphagnum sp.) en Pijpenstrootje (Molinia caerulea) ontbreekt.
Bovenop het verdroogde veen, toch nog wel een dikke laag over een behoorlijk oppervlak, groeit een secundaire heide met veel Struikhei (Calluna vulgaris), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), Rijsbes (Vaccinium uliginosum) en een beetje Pijpenstrootje (Molinia caerulea). In een poging om het verdroogde veen weer te regenereren, heeft men eromheen wallen aangelegd die het water moeten opstuwen. Het lijkt nu, twee jaar na de uitvoering van de maatregelen, nog niet echt gelukt. In een echt hoogveen zijn de struiken klein en groeit geen Pijpenstrootje. Fraai veenmos (Sphagnum fallax) levert slechts weinig veen op, terwijl Wrattig veenmos (Sphagnum papilosum) behoorlijk bijdraagt aan de veenvorming.
Het meest bijzonder zijn de palsen met hun hoog- en overgangsveenvegetaties. In de palsen met overgangsveen groeien allerlei soorten zegges (Carex sp.), zoals Snavelzegge (Carex rostrata), maar ook Waterdrieblad (Menyanthes trifoliatum) en Wateraardbei (Comarum palustre). In het voorjaar bloeit het Moerasviooltje (Viola palustris). Zeer fraai is de bloei van Beenbreek (Narthecium ossifragum) in juli. Ook het vruchtpluis van Veenpluis (Eriophorum angustifolium) en Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum) dat in mei met de wind meedeint ziet er steeds weer fraai uit. In de Höllenkessel groeit Fraai veenmos (Sphagnum fallax), maar er zijn ook relatief grote plekken met kale veengrond. Hier groeit Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia). In augustus 2013 werd ook Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) gevonden, een soort die tot dusver (waarneming in oktober 2012) in de Hoge Venen enkel bekend was van een plagplek nabij het Fagne de Deux Series, waar het eveneens een nieuwkomer was.
In palsen met hoogveen groeien allerlei soorten veenmossen (Sphagnum sp.) waaronder Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum), Fraai veenmos (Sphagnum fallax), Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) en zelfs het zeer zeldzame Rood veenmos (Sphagnum rubellum). Soms staat er Zwarte zegge (Carex nigra), Gewone dophei (Erica tetralix), Lavendelheide (Andromeda polifolia) en Kleine veenbes (Oxycoccus palustris). Een bijzonderheid is de Veenorchis (Dactylorhiza sphagnicola), zoals de naam al aangeeft een soort van veengebieden. Hier en daar groeit ook Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia).
Op ietwat drogere plekken groeit Zevenster (Trientalis europaea), het symbool van de Hoge Venen.
Fauna.
Het Brackvenn vormt het leefgebied van het Korhoen (Tetrao tetrix). Hoewel de dieren schuw zijn en zich al snel gestoord voelen, zijn ze met een telescoop toch redelijk goed te zien, met name ´s winters wanneer ze bovenin de boomtoppen zitten om van de knoppen te eten. Mocht het met de Korhoenders niet lukken, dan ontdekt u mogelijk een Klapekster (Lanius excubitor) die vrijwel iedere winter in het gebied overwintert. De dieren zitten vaak bovenin het topje van een boom op uitkijk naar iets eetbaars. In het open landschap, dat hier en daar door een struikje of boompje wordt onderbroken, leven ook Kneu (Carduelis carduelis), Boompieper (Anthus trivialis) en Grasmus (Sylvia communis). Een typische soort is de Roodborsttapuit (Saxicola rubicola). Nadat diverse palsen in 2010-2011 hersteld zijn, voeren ze weer jaarrond water. Dit biedt watervogels als Dodaars (Tachybaptus ruficollis) en Wilde eend (Anas platyrhynchos) broedmogelijkheden.
Daarnaast zijn er soms bijzondere waarnemingen te doen, zoals van Raven (Corvus corax) of andere soorten. Op 27 april 2010 werd een roepend mannetje van de Ruigpootuil (Aegolius funereus) waargenomen bij de Steling bij Mützenich. In het Rotes Venn bij Mützenich had in 2010 een Draaihals (Jynx torquilla) een territorium. In het najaar van 2010 werd een Notenkraker (Nucifraga caryocatactes) in de omgeving van Monschau gezien, maar er waren geen aanwijzingen van een broedgeval. In het voorjaar (april tot mei 2010) werden regelmatig Beflijsters (Turdus torquatus) gezien in de omgeving van Mützenich, Imgenbroich en Höfen, soms tot 6 individuen. Bijvoorbeeld op de Steling en bij het Hatzevenn.
Levendbarende hagedissen (Zootoca vivipara) zonnen zich vaak op de knuppelbruggetjes. Op natte plekjes kan de Gerande oeverspin (Dolomedes fimbriates) worden gezien. Dit is een opvallend grote spin met witte strepen langs de flanken. Bij gevaar kan ze onderduiken.
´s Zomers vliegen er Zilveren manen (Clossiana selene), parelmoervlinders die hun eitjes afzetten op het Moerasviooltje (Viola palustris). Op enkele plekjes leeft ook de Veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilonaris). Deze heeft een hoge nectarbehoefte en is te vinden door te letten op planten die veel nectar bieden zoals Kale jonker (Cirsium palustre) en Gewone dophei (Erica tetralix). Minder opvallend is het Groentje (Callophrys rubi), een vlindertje dat door de groene kleur van zijn achtervleugels opgaat in de vegetatie.
Ook zitten er Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia), Viervlek (Libellula quadrimaculata) en Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula).
Onderweg in het gebied.
Het bezoek kan worden bezocht tijdens een rondwandeling, deze kan starten bij een van de parkeerplaatsen langs de weg van Mützenich naar Eupen, vlak na de grensovergang. De parkeerplaats Nahtsief aan de rechterkant van de weg, komende vanuit Mützenich, is het meest geschikt. Vanaf hier kunt u de weg oversteken en een rondje van circa 2,5 kilometer lopen over de knuppelbruggetjes in het gebied `Im Platten Venn`. Hier heeft u mooi zicht op diverse Lithalsen.
Daarna steekt u de verkeersweg weer over, loopt een verharde asfaltweg naast de parkeerplaats in en gaat iets voorbij de parkeerplaats rechtsaf over een smal pad.U loopt nu via een voetpad met hier en daar plankieren door bosjes en langs venige plekjes. Na circa 600 meter gaat u rechtsaf en na nog eens 700 meter weer rechtsaf. Zo komt u na wederom 700 meter uit bij de verkeersweg. Deze steekt u over en volgt een smal voetpad links van de weg terug naar de parkeerplaats Nahtsief.
Desgewenst is de wandeling uit te breiden tot een dagwandeling over het Steinleyvenn.
Een bezoek aan het gebied is in alle jaargetijden lonend. In de winter om uit te kijken naar Edelherten en bijzondere vogels. In het late voorjaar vanwege de ontluikende flora en het pluis van Wollegras en Veenpluis. In de zomer vanwege de vlinders en libellen en in de herfst vanwege de prachtige verkleuring van de struiken en het Pijpenstrootje.
|
|