NSG Breinigerberg bei Breinig
Ligging: Kreis Aken, Stadt Stolberg, nabij Breinig.
Onder bescherming sinds:
Oppervlakte:
Hoogteligging: tussen 276 en 291 meter boven N.N.
Algemeen.
De Breinigerberg ligt ten zuiden van Stolberg nabij het dorpje Breinig. Het is een uitgestrekt gebied met een groot grasland met zinkflora. Verder groeien er in het gebied bossen met veel Grove dennen (Pinus sylvestris).
In het verleden werd het gebied gebruikt als militair oefenterrein. In 1975 begon men met een procedure om het gebied als natuurreservaat aan te wijzen.
Geologie.
Op de kruising van Devonische kalkgangen en de Varisische spleten treden ertshoudende lagen aan de oppervlakte. Op de Breinigerberg treedt de Midden- Devonische Givet-laag in de vorm van kalklagen aan de oppervlakte.
Aan diepe ertsgaten, de zogenaamde Pingen, is tegenwoordig nog het bestaan van de voormalige ertswinning af te lezen.
Flora.
Blaassilene (Silene vulgaris). Zinkviooltje (Viola calaminaria). Engels gras (Armeria maritima).
De Breinigerberg kent een unieke vegetatie met zinkflora en kalkflora. Met name die zinkflora is bijzonder. Een plantengemeenschap op zinkhoudende grond treedt in Duitsland alleen op in een beperkt aantal plekken. Ten eerste in het gebied rondom Aken, verder nabij Osnabrück, in het Sauerland en bij Blankenrode.
In 1931 was Mathias Schwickerath de eerst die de zinkfloraplantengemeenschap beschreef. Hij noemde haar toen Violetum calaminariae.
De zinkflora kent een aantal bijzondere soorten die alleen in het gebied tussen Aken en Luik zijn aan te treffen. Tot deze bijzondere flora horen het Zinkviooltje (Viola calaminaria), Zinkboerenkers (Thlaspi calaminaria), Engels gras (Armeria maritima), Blaassilene (Silene vulgaris ssp. humilis) en Zinkveldmuur (Minuartia verna). De eerste twee soorten werden reeds in de 19e eeuw als bijzonder beschreven. Dat deden de botanici Kaltenbach in 1845 en Foerster in 1878.
De giftige ondergrond van de Breinigerberg laat het groeien van bomen niet of nauwelijks toe en er zijn ook slechts weinige planten die hier kunnen overleven. Daarnaast vinden we er andere bijzondere planten zoals Duitse gentiaan (Gentianella germanica), Veldgentiaan (Gentianella campestris), Stofzaad (Monotropa hypophytis) en Blauwe knoop (Succissa pratensis). Ook groeien er bijzondere varens, zoals de Gewone addertong (Ophioglossum vulgatum).
Uit de orchideeënfamilie vinden we ook een aantal vertegenwoordigers, zoals de Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), Bruinrode wespenorchis (Epipactis atrorubens), Harlekijn (Orchis morio), Bijenorchis (Ophrys apifera) en Vliegenorchis (Ophrys insectifera).
Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea).Bijenorchis (Ophrys apifera). Bruinrode wespenorchis (Epipactis atrorubens).
Fauna.
Ook leven er allerlei zeldzame diersoorten, waarbij met name op entomologisch gebied er een aantal uniek zijn. Hiertoe behoren onder meer verschillende soorten dagvlinders. Op de Breinigerberg vinden we een groot aantal parelmoervlinders, onder meer de Zilveren maan (Clossiana selene), de Duinparelmoervlinder (Argynis niobe) en de Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia). Daarnaast vinden we er een aantal vertegenwoordigers van de familie van de blauwtjes, zoals het Dwergblauwtje (Cupido minimus), het Heideblauwtje (Plebeius argus), Klaverblauwtje (Polyommatus semiargus), de Rode vuurvlinder (Lycaena hippothoe), Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) en het Groentje (Callophrys rubi). Uit de familie van de Zandoogjes vinden we het Tweekleurig hooibeestje (Coenonympha arcania), het Hooibeestje (Coenonympha pamphilus) en het Koevinkje (Aphantopus hyperantus). Verder leven er bijzondere nachtvlinders, zoals de Nachtpauwoog (Saturnia pavonia). Uit de groep van de sprinkhanen is met name het voorkomen van de Wrattenbijter (Decticus verrucivorus) van belang.
Ook is het gebied rijk aan reptielen, zo leven er Hazelworm (Anguis fragilis), Gladde slang (Coronella austriaca) en Ringslang (Natrix natrix). Niet voor niets heet het gebied ook wel de Slangenberg.Op vogelgebied moeten in ieder geval de Grauwe klauwier (Lanius collurio), Boompieper (Anthus pratensis), Putter (Carduelis carduelis) en Goudvink (Pyrrhula pyrrhula) genoemd worden.
Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia). Wrattenbijter (Decticus verrucivorus). Zilveren maan (Clossiana selene).
Onderweg in het gebied.
Het gebied is ontsloten door een netwerk van wandelwegen. Deze voeren vooral rondom het gebied, maar men kan over allerlei smalle paadjes vrij goed in het hele gebied rondlopen.
Tijd.
De beste tijd om het gebied te bezoeken is vanaf april en met name vanaf midden mei. Dan staat de zinkflora in volle bloei. De maanden mei, juni en juli zijn de goede maanden voor de vlinderliefhebber.
En zelfs het najaar heeft zijn charme, als in september de Herfsttijloos (Colchicum autumnalis) en de Blauwe knoop (Succisa pratensis) bloeien.
|