Ligging: Nabij Nohn in de Kalkeifel.
Onder bescherming sinds: .
Oppervlakte: .
Hoogteligging: De beek stroomt op een hoogte van 372 meter, de hellingen rijzen aan beide kanten nog enkele tientallen meters op.
Algemeen.
In de buurt van Nohn ligt de Nohner of Dreimühlener Wasserfall, in de volksmond ook wel "Drömmeler Spröetz" genoemd. De waterval bevindt zich in het dal van de Ahbach. Het gebied eromheen is begroeid met fraaie, enigzins thermofiele loofbossen van het orchideeenrijke- beukenbostype.
Geologie.
De Ahbach doornijdt hier het centrale deel van de oostelijke Hillesheimer Kalkmulde met gesteente uit het Midden-Devoon. De gesteentes in de buurt van de Nohner waterval maken deel uit van de Cürten-Formatie van het Bovenste Midden-Devoon. Onder de 13 meter dikke kalklaag, die bestaat uit lagen met veel Brachiopoden (Subrensselandia amygdala) en die de marmerwand ten westen van de waterval vormt, ligt mergel. Bovenop de mergel verzamelt zich het water dat door spleten en holtes in de kalk- en dolomietgesteentes van het badkuipvormige middendeel van de Hillesheimer Mulde naar dit punt stroomt. Het Ahbachtal snijdt deze aquifer (watervoerende laag) aan en het water treedt aan de voet van de marmerwand uit krachtige bronnen naar buiten.
De kalksteenwaterval werd in 1938 als natuurmonument aangewezen. De waterval ontstond uit drie sterk carbonaathoudende bronbeken van de Ahbach. Ze bevatten circa 200 milligram calcium per liter. Het water heeft een temperatuur van 8° C. Deze drie bronbeekjes hebben sinds het einde van de Laatste Ijstijd (circa 10.000 jaar geleden) een 300 meter lange en 100 meter brede kalksinterbank afgezet. Hier bovenop ligt de ruïne Dreimühlen.
Toen men in 1912 de spoorweg tussen Lissendorf aan de Kyll en Dümpelfeld aan de Ahr bouwde werden de drie bronbeekjes tot één grote stroom samengevoegd. Hierbij werd het water onder de baandam doorgeleidt en daarna groeide het kalklichaam niet meer over een breed front, maar slechts in één smalle vooruitstekende punt. Deze groeide langzaam steeds verder het dal van de Ahbach in. Met name in het Geveerd diknerfmos (Cratoneuron communatum) zet de kalk zich af. Dit komt omdat er in het bronwater een hoog gehalte aan calciumhydrocarbonaat (Ca(HCO3) ofwel in water opgeloste kalk aanwezig is. Als het water aan de oppervlakte komt stijgt de temperatuur hetgeen zorgt voor het vrijkomen van de koolstofdioxide (CO2). Hierbij slaat het calciumcarbonaat (CaCO3) neer op het mos. De koolstofdioxide (CO2) valt nog sneller uit bij het stromen over het mos en allerlei planten. De koolstofdioxide (CO2) is in het water terecht gekomen vanuit het vulkaangebied nabij Hillesheim en Gerolstein. Tussen het verharde mos ontstaan holle ruimtes en daarboven groeit de kalkpunt met 12 tot 13 centimeter per jaar, waarbij er jaarlijks meer dan 4,4 ton kalk wordt afgezet. De kalkneus is nu reeds negen meter in het Ahbachdal geschoven en bereikt op de plek waar het water naar onder valt een hoogte van circa 5 meter.
Men vreest dat de waterval in haar huidige vorm haar langste tijd gehad heeft omdat er in de vooruitspringende punt een brede scheur te zien is. Echt erg zou dat overigens niet zijn, want ieder jaar opnieuw groeit de waterval weer verder uit.
Historische gebouwen.
Aan het begin van het dal ligt de Nohner Mühle, een voormalige watermolen die tegenwoordig in gebruik is als cafe.
Flora.
In het Ahbachtal vinden we een rijke kalkflora met langs de beek onder meer Blauwe en Gele monnikskap (Aconitum napellus en Aconitum vulparia). De hellingen zijn begroeid met een beukenbos met veel parelgras erin. Andere bijzondere planten in dit dal zijn Klein wintergroen (Pyrola minor), Brave hendrik (Chenopodium bonus-henricus), Elsbes (Sorbus torminalis), Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum), Bleek bosvogeltje (Cephalanthera damasonium), Grootbladviooltje (Viola mirabilis), Stofzaad (Monotropa hypopytis), Knikkend nagelkruid (Geum rivale), Alpenbes (Ribes alpinum), Steenbraam (Rubus saxatilis) en Prachtklokje (Campanula persicifolia).
Mossen.
Op de stenen van de waterval groeit Geveerd diknerfmos (Cratoneuron communatum) dat ervoor zorgt dat de waterval steeds verder naar voren kan groeien.
Mycologie.
Door de kalkrijke ondergrond komt er een aantal opvallende paddenstoelen voor. De beste plek om hiernaar te zoeken zijn de beukenbossen in het dal. Hier kun je in de herfst de opvallende Spechtinktzwam (Coprinus picaceus) ontdekken. Deze inktzwam heeft een donkerbruine hoed die bezet is met witte tot roze-achtige schubben. Opvallend is dat de vruchtlichamen van deze soort bijna altijd alleen staan.
Ook onder Beuken groeit de Reuzenknotszwam (Clavariadelphus pistillaris), een knotszwam van een duim dik die een hoogte van 6 tot 16 centimeter kan bereiken. De vruchtlichamen staan vaak in groepjes bijeen, maar het blijft een kunst om ze te ontdekken.
Niet zo zeldzaam, maar wel mooi om te zien, is de Grote knoflooktaailing (Marasmius alliaceus), een paddenstoel met een opvallend dunne, donkerbruine steel en een beige hoed, vaak meteen lichte buitenrand omdat het vlees hygrofaan is. De doordringende knoflookgeur die vrijkomt bij het breken van de steel geeft zekerheid over de determinatie. Deze paddestoel groeit altijd in beukenbossen en vooral op kalkhoudende bodems. Hier staat hij als saprofiet op dode takken of op wortels.
Deze soort wordt meestal begeleidt door de Prachtmycena (Mycena crocata). Ook dit is een saprofiet die te vinden is op stronken en liggende dode takken van Beuken. En hij heeft ook een voorkeur voor kalkbodems en leembodems. Opvallend aan deze soort is dat de hoed bij verwonding saffraangeel verkleurd.
Fauna.
Langs de Ahbach leeft de Waterspreeuw (Cinclus cinclus). Met name in de buurt van stroomversnelling is het goed om eens op te letten of je geen opvallende witte vlek op een steen ziet zitten.
Onderweg in het gebied.
Parkeer het beste je voertuig in de buurt van de Nohner Mühle tussen Nohn en Niederehe en volg vanaf daar de bordjes waterval.
Tijd.
Trek voor je bezoek aan het gebied twee uur tot een halve dag uit, al naar gelang je eigen interesse. De afstand is circa 3 kilometer om te lopen.
Je kunt voor de flora het beste kiezen voor mei of juni.Voor de paddenstoelen ga je het best in oktober op stap.