|
Savelsbos.
Het Savelsbos is een langgerekt hellingbos op de oosthelling van het Maasdal ten zuiden van Maastricht. Het bos ligt op de steile helling tussen het hoog- en het middenterras van het Maasdal. Het is een loofboscomplex waarvan delen nog uit de tijd van Napoleon stammen. Het bos is rijk aan voorjaarsflora en een geliefd doel voor wandelingen.
Geologie.
De ondergrond van het Savelsbos bestaat uit kalksteen. Ten zuiden van Ryckholt komt de Formatie van Gulpen aan de oppervlakte. Deze kalksteen is vaak en is ouder dan de Formatie van Maastricht die ten noorden van Ryckholt te vinden is.
De kalksteen ten noorden van Ryckholt heeft een gele kleur en bestaat uit pure kalk. Deze kalksteen behoort tot de Formatie van Maastricht en meer precies is dit de kalksteen van Gronsveld. De typelocatie van dit gesteente is te vinden op de Riesenberg.
Tijdens de laatste IJstijd werd veel löss op dit gesteente afgezet. Door solifluctie gleden delen van het lösspaket hellingafwaarts. Ook werden er diverse droogdalen in uitgesleten, onder meer de Scheggelder Grub tussen Eckelrade en Ryckholt en de Schone Grub ten zuiden van Ryckholt.
Geschiedenis.
Het bos heeft een rijke geschiedenis die heel ver teruggaat. In het Neolithikum (5000 jaar B.P.) werd hier grootschalige mijnbouw bedreven. Tijdens opgravingen in 1881 werden veel vuurstenen gevonden. In 1910 werden met aarde gevulde schachten gevonden. Vanaf 1964 begon een groepje mijnwerkers onder leiding van de gebroeders Werner en Sjeuf Felder uit Vijlen aan het opgraven van de mijn. Zij ontdekten 60 schachten met een doorsnede van 100 tot 140 centimeter en een diepte van 6 tot 16 meter. Deze schachten kwamen uit in horizontale gangen van 60 tot 70 centimeter hoog. Aan de hand van de resten die gevonden zijn, kwam men tot een schatting van circa 1.500.000 bijlen en hakken die uit deze mijn gehaald zijn.
Tussen 1100 en 1300 werden vanuit de nederzettingen in het Maasdal, zoals Heer, Gronsveld en Eijsden, nederzettingen op het plateau gesticht. Eckelrade is hiervan een goed voorbeeld. De naam van dit plaatsje is afgeleidt van Eckel (=eiken) en rade (roding, dwz open plek in het bos), een opengekapte plek in het eikenwoud dus die diende als nederzetting.
Rond 1500 bestond het bos uit een middenbos en werd er veel hakhout bedreven. Ook liet men vee in het bos weiden. Dit gebeurde onder meer op de Heerderberg en Örenberg. In de 19e eeuw resteerde derhalve enkel een gedegradeerd bos.
Flora.
Het Savelsbos is een van de rijkste bossen op het gebied van voorjaarsflora. Het bos bestaat uit verschillende bostypen met elk hun eigen karakteristieken. Het meest bijzondere stuk is het gebied rond de vuursteenmijn. Dit is namelijk een heel oude boskern. Dit is af te leiden uit de soortenrijke ondergroei en uit de boomlaag.
Heel opvallend is het voorkomen van grote stukken lindenbos in dit gedeelte van het Savelsbos. Er groeien veel Winterlindes (
Tillia cordata
), hetgeen uniek is voor Nederland. Daarnaast, nog unieker, groeit er ook een aantal Zomerlindes (
Tillia platyphillos
). Het gezamelijk voorkomen van beide soorten in de vrije natuur is in Nederland echt een unicum. De linden zijn goed te herkennen aan de gladde stammen. Vaak zijn deze meerstammig, een gevolg van het vroegere hakhoutbeheer. Een andere bijzondere boom in dit bosgedeelte is een oude, meerstammige Gewone esdoorn (
Acer pseudoplatanus
), die hier aan de noordkant van zijn verspreidingsgebied zit.
In de ondergroei staan planten van oude bossen zoals de Bosanemoon (
Anemone nemorosa
). Bosanemoon verspreidt zich door het vormen van uitlopers en is dus bijna niet in staat nieuwe bossen te koloniseren. Verder staat er ook veel Gele anemoon (
Anemone ranunculoides
).
Vlakbij de vuursteenmijn ligt ook een open plek in het bos. Hier groeit, als enige plek in Nederland, de Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides
). Speciaal voor deze lichtminnende soort wordt een stuk bos open gehouden. Daar profiteert niet alleen Amandelwolfsmelk zelf van, maar met haar ook vele andere soorten zoals Lelietje van dalen (
Convallaria majalis
), Veelbloemige salomonszegel (
Polygonatum multiflorum
), Eenbes (
Paris quadrifolium
) en Slanke sleutelbloem (
Primula elatior
).
Andere soorten van oude bossen die in deze omgeving te vinden zijn, zijn Grote veldbies (Luzula sylvatica), Ruige veldbies (Luzula pillosa) en Bosbingelkruid (Mercurialis perennis).
Ook langs de rand van de Schone Grub, een droogdal, groeit de Zomerlinde (
Tillia platyphillos
). De Schone Grub is een droogdal dat in de bloeitijd van Daslook (
Allium ursinum
) een van de mooiste delen van het bos is. Dan staat de hele helling van dit droogdal vol met Daslookbloemen. Daslook laat geen enkele concurrent toe in de dichte bestanden die het vormt. Ongeveer twee tot drie weken na de bloei beginnen de bladeren te vergaan en ruikt het bos intensief naar uien. De voedingsstoffen die in de bladeren zitten opgeslagen komen dan vrij en in plaats van de Daslook staan er nu allerlei triviale, stikstofminnende soorten.
Het Bleeksporig bosviooltje (
Viola riviniana
) en het Donkersporig bosviooltje (
Viola reichenbachiana
) zijn beide veel in het bos te vinden. Op vochtige plekken is ook de Gulden boterbloem (
Ranunculus auricomus
) aanwezig. Een echte zeldzaamheid is de Bolletjeskers (
Cardamine bulbifera
).
In het bos groeien verder nog andere bijzondere planten zoals Zwarte rapunzel (
Phyteuma nigra
), Lievevrouwebedstro (
Gallium odoratum
) en Ruig klokje (
Campanula trachelium).
Verspreid in het bos liggen diverse kleine graslanden. Een daarvan is de Zure Dries, ten noorden van de Scheggelder Grub. Op de Zure Dries groeit heel veel Herfsttijloos (Colchicum autumnalis
). Midden op het grasland groeit een Zuurbes (
Berberis vulgaris
). Ook staat er veel Aardbeiganzerik (
Potentilla sterilis
) en Glad parelzaad (
Lithospermum officinale
).
Mycologie.
In het Savelsbos zijn ook veel voorjaarspaddenstoelen te vinden, waaronder Morieljes. Onder meer de Kapjesmorielje (
Morchella semilibera
). Op oude boomstronken kan de Zadelzwam (
Polyporus squamosus
) worden gevonden. Op oude essenstammen groeit de Peksteel (
Polyporus badius). Ook de Voorjaarshoutzwam (Polyporus ciliatus
) is een bewoner van dode takken. In de wintermaanden en in het vroege voorjaar is de Rode kelkzwam (
Sarcosphyca coccinea
) hier ook te vinden.
Fauna.
Een van de bijzondere zoogdieren in het bos is de Das (
Meles meles
). De aanwezig van deze marterachtige kan de oplettende wandelaar bijna niet ontgaan. Bijna overal, en met name in de buurt van hoogstamboomgaarden, zijn wissels van dit dier te vinden. Ook liggen er diverse burchten in het bos.
Een zeer bijzondere soort is de Eikelmuis (
Eliomys quercinus
), die nog een kleine relictpopulatie heeft in het bos. Er wordt echter gewerkt aan een betere verspreiding van de soort door biotoopverbetering.
Ook het Wild zwijn (
Sus scrofa
) doorkruist regelmatig het bos. En natuurlijk ontbreekt ook het Ree (
Capreolus capreolus
) niet.
Langs de bosrand, waar de weilanden in het voorjaar volstaan met Pinksterbloemen (
Cardamine pratensis
), vliegt in april het Oranjetipje (
Anthocharis cardamines
).
Onderweg in het gebied.
Een mooie plek om te starten met een wandeling door het bos is het plaatsje Ryckholt. Zonder veel moeite kan van hieruit het centrale deel van het bos met de vuursteenmijn worden bereikt. Ook Sint-Geertruid is een goed startpunt. Hier kunt u eerst door het Eysderbos lopen en vervolgens via de Scheggeldergrub en Eckelrade weer terugkeren.
Tijd.
Een bezoek aan het bos kan zonder problemen een dag duren. Er is meer dan genoeg te zien en het bos is er ook uitgestrekt genoeg voor. Zeker als je helemaal van zuid naar noord loopt en ook nog terug moet.
Het beste seizoen is zonder meer de lente als de voorjaarsflora op haar top is. Dat begint in maart en bereikt haar hoogtepunt rond half april, wanneer ook de hoogstamboomgaarden aan de rand van het bos in volle bloei staan. Rond 1 mei bloeit de Daslook op zijn mooist.
|
|