Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Stationsemplacement Simpelveld.
     

Een van de meest soortenrijke spooremplacementen van Nederland ligt in het Zuid-Limburgse Simpelveld. Op het spooremplacement groeit een aantal bijzondere plantensoorten. Ze staan tussen de rails en op de braakliggende stukken aan weerszijden van het spoor. In het verleden waren de bijzondere soorten ook met meer exemplaren vertegenwoordigd dan tegenwoordig. Deze afname heeft waarschijnlijk te maken met de toegenomen gebruiksdruk van het spoorwegemplacement. Nadat de Nederlandse spoorwegen in 1988 het Miljoenenlijntje uit gebruik hebben genomen, is het een tijdlang rustig geweest op het emplacement. In die periode heeft de flora zich hier uitgebreid kunnen ontwikkelen. In 1992 werd het baanvak tussen Kerkrade en Simpelveld door de Nederlandse spoorwegen verkocht aan de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij (ZLSM). Sinds 1995 rijdt de ZLSM hier met toeristische stoomtreinen en railbussen.
Eén van de meest bijzondere soorten die op het emplacement Simpelveld voorkomt is Rozetsteenkers (Arabis arenosa). Deze soort wordt in de Duitse flora van Oberdorfer ook wel een “Schienenfolger” genoemd, kortom een typische soort die zich langs spoorlijnen verspreid. Rozetsteenkers is elders in Zuid-Limburg zeldzaam en komt onder meer in de ENCI-groeve te Maastricht wel nog voor. Ook groeit ze op andere plekken langs het spoor, in het verleden in ieder geval in de omgeving van Maastricht, maar ook in het Belgische Gemmenich. Van deze bijzondere soort groeit in Simpelveld een behoorlijk grote populatie met wit bloeiende exemplaren.
Een volgende bijzonderheid is Gele kamille (Anthemis tinctoria). Ook deze soort is zeer zeldzaam en groeit op slechts weinig plaatsen. Op het stationsemplacement Simpelveld kwam deze soort in het verleden veelvuldig voor, maar is inmiddels toch behoorlijk afgenomen. Ook verder langs het spoor is ze te vinden, onder meer in de buurt van halte Eys. Gele kamille kent op het spooremplacement in Simpelveld haar enige stabiele populatie in Nederland.
Zeer bijzonder is ook de Kleine bergsteentijm (Clinopodium calamintha). Deze soort komt in Nederland alleen maar voor op het spooremplacement in Simpelveld. Hier is ze overigens helemaal niet zeldzaam.
Op enkele plekken kan Kleine leeuwenbek (Chaenorhinum minus) worden gevonden. Dit kleine, vrij zeldzame plantje wordt op braakliggende plekken gevonden, maar het feit dat dit plantje door enkele botanici ook wel liefkozend het “Spoorbekje” wordt genoemd, zegt al genoeg over zijn biotoopvoorkeur. In ongeveer dezelfde milieu ’s groeien Zandmuur (Arenaria serpyllifolia), vaak samen met Vroegeling (Erophila verna), Roze schijnspurrie (Spergularia rubra), Kleine veldkers (Cardamine hirsuta), Ruw vergeet-me-nietje (Myosotis ramosissima) en Veelkleurig vergeet-me-nietje (Myosotis discolor) worden gevonden. Deze laatste soort is zeldzaam in het Heuvelland. De zes voorgaande soorten zijn éénjarig en planten zich dus schijnbaar goed voort.
Ook twee minuscule, éénjarige grasjes groeien op het spooremplacement. Het gaat om Zilverhaver (Aira caryophyllea) en Vroege haver (Aira praecox). Beide soorten zijn zeldzaam en groeien doorgaans langs spoorlijnen, maar ook op warme, open plekken in kalkgraslanden.
Fraai om te zien zijn Wilde reseda (Reseda lutea) met zijn lichtgele bloemen en de vele Rapunzelklokjes (Campanula rapunculus). Rapunzelklokjes groeien met hun tot een halve meter hoge blauwe bloempluimen op diverse plaatsen tussen de rails, maar ook op de perrons. Dit is voor de meeste bezoekers waarschijnlijk verreweg de meest bijzondere soort omdat ze met haar uiterlijk het stationsemplacement een landelijke charme meegeven. In de bloemen zijn soms slapende Grote klokjesbijen (Chelostoma rapunculi) te vinden.
In de struwelen groeit de Bosrank (Clematis vitalba), een typische soort van Zuid-Limburg die gebonden is aan kalkbodems. Het is een liaan die zich met zijn dikke stengels langs allerlei takken omhoog slingert. Er hebben zich zelfs orchideeën gevestigd, te weten Breedbladige wespenorchissen (Epipactis helleborine). Deze soort komt tegenwoordig op diverse plekken regelmatig voor. Toch wijst de aanwezigheid van deze soort erop dat de bodem hier lange tijd stabiel is. Orchideeën zijn namelijk langzaam groeiende soorten die pas na meerdere jaren tot bloei komen. In wat ruigere stukken, vaak tussen de berken, groeit de voornamelijk in het oostelijk heuvelland en langs de Grensmaas voorkomende de Hokjespeul (Astragalus glycyphillos), een vlinderbloemige met vuilgele bloemen.
Het meest bijzonder is de aanwezigheid van plantensoorten van droge terreinen, waartoe ook het spoorwegemplacement behoort. Hiertoe behoort Slangenkruid (Echium vulgare) met zijn blauwe bloemen. Het is een belangrijke nectarplant voor bijen en hommels. Eén van de typische soorten op deze plant is de Slangekruidbij (Osmia adunca). Ook de vrij zeldzame Blaassilene (Silene vulgaris) is typisch voor droge terreinen. Deze soort is in de nabije omgeving ook in wegbermen aanwezig. Reigersbek (Erodium cicutarium) soort groeit doorgaans in ietwat zuurdere milieu ’s zoals op de zandgronden en ontbreekt derhalve op veel plaatsen in Zuid-Limburg. Het is dus een lokale bijzonderheid. Ook Hard schapengras (Festuca ovina subsp. cinerea) en Schapenzuring (Rumex acetosella) zijn doorgaans eerder in zure milieu ’s zoals heidegebieden te vinden. Op open, stenige plekken groeit het vetplantje Muurpeper (Sedum acre) met zijn stervormige gele bloempjes. Het Hazenpootje (Trifolium arvense) heeft wollige grijsroze bloemen en groeit ook op de wat zuurdere en drogere plaatsen langs het spoor.
De groeiplaatsen van soorten van droge en warme milieu ’s langs het spoor worden helaas steeds vaker ingenomen door het Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens). Dit is een nieuwkomer die met de schapenwol, die in Verviers werd verwerkt, vanuit zuidelijk Afrika mee naar Europa is gekomen en zich nu met name via auto- en spoorwegen verspreidt.
Een soort die eveneens ongewenst is, Japanse duizendknoop (Fallopia japonica), groeit ook op het spooremplacement. Deze exoot, dat wil zeggen een soort die hier niet thuishoort en ook ongewenst is, kan binnen korte tijd grote oppervlakken overwoekeren en is bijna niet te bestrijden. Inheemse soorten krijgen op plekken waar hij groeit bijna geen kans meer om te groeien. Het bestrijden van deze soort is een proces van lange adem. Zeer regelmatig maaien blijkt in de praktijk weinig resultaat op te leveren, beter is het om met bestrijdingsmiddelen te werken, hoewel hierbij natuurlijk wel spaarzaam moet worden omgegaan.
In de ruigere graslanden groeit Glad walstro (Gallium mollugo) en Geel walstro (Gallium verum). De laatste soort is zeker ook een bijzonderheid. De grazige stukken zijn overigens het mooiste in mei en juni door de aanwezigheid van diverse bloemsoorten zoals Knoopkruid (Centaurea scabiosa), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), Vlasbekje (Linaria vulgaris), Margriet (Leucanthemum vulgare), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Gele morgenster (Tragopogon pratensis), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum), Smeerwortel (Symphytum officinale) en Vijfvingerkruid (Potentilla reptans). Groot streepzaad (Crepis biennis) vult in mei het kleurenspectrum met zijn gele bloemen nog aan. De aanwezigheid van Wilde peen (Daucus carotta) met zijn witte bloemschermen, waar in het midden een klein bordeauxrood bloempje groeit, is niet heel bijzonder. Wat wel bijzonder is, is dat de Koninginnepage (Papilio machaon) zijn eitjes op deze plant aflegt. Af en toe kan deze prachtige vlinder, die in Nederland vooral in Zuid-Limburg voorkomt, dus ook op station Simpelveld worden waargenomen. Eind april geeft Brem (Cytisus scoparius) het geheel een fraai aanzien met zijn gele bloempluimen. Beemdkroon (Knautia arvensis) wordt bezocht door de bijzondere Beemdkroonbij (Andrena hattorfiana).
Oranje havikskruid (Hieracium aurantiacum) is een soort die in Limburg niet inheems is. Waarschijnlijk gaat het hier om ontsnapte tuinexemplaren. Het is echter wel een mooie soort om te zien. Hetzelfde geldt voor Brede lathyrus (Lathyrus latifolius). Uit de familie van havikskruiden komen ook nog Muizenoortje (Hieracium pilosella), Stijf havikskruid (Hieracium laevigatum) en Grijs havikskruid (Hieracium praealtum) voor. De laatste soort is bijzonder, omdat deze in Limburg nog maar op een aantal plekken te vinden is. Hij groeit tussen de rails en is dus kwetsbaar. Het is een typische soort van verstoorde grond, die elders in Limburg ook wel in groeves gevonden wordt.
Op het spooremplacement groeien wel meer soorten van ruderale terreinen. Onder meer Echte kamille (Matricaria recuta), Akkerviooltje (Viola arvensis), Grote klaproos (Papaver rhoeas) en de zeldzame Ruige klaproos (Papaver argemone). Deze laatste is te herkennen aan de behaarde vruchtkapsels. Er zijn diverse soorten solitaire bijen aangetroffen, naast reeds genoemde soorten Grote klokjesbij (Chelostoma rapunculi), Slangekruidbij (Osmia adunca) en Knautiabij (Andrena hattorfiana), ook Klavermetselbij (Osmia ravouxi), Roodgatje (Andrena haemorrhoa) en Poldermaskerbij (Hylaeus confusus). De Weidemaskerbij (Hylaeus gibbus) leeft in droge en warme gebieden waaronder spoorterreinen. Deze soort zoekt nectar op onder meer bramen (Rubus sp.). Een zeer mooie maar ook miniscule soort is de Kleine wolbij (Anthidium punctatum) die in Nederland enkel langs de kust en in Limburg voorkomt. Nectar wordt gezocht op Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) en Slangenkruid (Echium vulgare).
Op plekken waar Heggenrank (Bryonia dioica) groeit, is de Heggenrankbij (Andrena florea) te vinden. Deze zoekt stuifmeel op de mannelijke planten (Heggenrank is tweehuizig). De Gewone behangersbij (Megachile versicolor) is een soort die stuifmeel op zijn buik verzamelt. Op Wilde reseda (Reseda lutea) leeft de Resedamaskerbij (Hylaeus signatus). De bijtjes bijten het helmhokje open en eten het stuifmeel op.
Met name in de laatste jaren is de druk op het gebied toegenomen omdat de ZLSM steeds meer materieel stalt op het emplacement. Hierdoor vindt meer beschaduwing plaats. Dit zorgt ervoor dat het milieu langs de rails, dat normaal droog en warm is, verandert in koel en vochtig. Dit is natuurlijk van invloed op de plantengroei. En juist de soorten van drogere en warmere plaatsen zijn bijzonder. Ook bleek tijdens een inventarisatie in juni 2008 dat er langs de rails met gif gespoten wordt. Dit is met name schadelijk omdat de meest bijzondere soorten direct tussen de rails groeien. Handmatig beheer zou duidelijk beter zijn.

     

              Koninginnepage (Papilio machaon).                        Heggenrankbij (Andrena florea)

Spoorlijntje tussen seinhuisje Simpelveld en Eys.

Het gedeelte van het spoor tussen het seinhuisje bij Simpeldveld en Eys kan worden opgedeeld in twee soorten milieu ‘s. Enerzijds liggen er grazige bermen langs het spoor waarin met name Glanshaver (Arrhenatherum elatius) goed is vertegenwoordigd. Daarnaast ligt er een stuk waarin diverse boomsoorten in het talud groeien. Hier heeft de begroeiing langs de spoorlijn meer het karakter van een hellingbos.
Het bosgedeelte bestaat uit een strook met veel Gewone es (Fraxinus excelsior) en iepen (Ulmus sp.) waar in de ondergroei veel Klimop (Hedera helix) groeit. Daartussen staan typische bossoorten van Zuid-Limburg zoals Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Veelbloemige salemonszegel (Polygonatum multiflorum), Bosandoorn (Stachys sylvatica), Eénbloemig parelgras (Melica uniflora), Bosgierstgras (Milium effusum), Groot heksenkruid (Circea lutetiana) en Bosrank (Clematis vitalba). Op dit soort plaatsen is ook Hokjespeul (Astragalus glycyphillos) te vinden. Dit is net als Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum), Knopig helmkruid (Scrophularia nodosa), Drienerfmuur (Moehringia trinervis), Ruig klokje (Campanula trachelium), Gewone valeriaan (Valeriana repens) en Schaduwkruidkruid (Senecio ovatus) een soort die ook op kapvlaktes te vinden is. Schaduwkruiskruid is met name te vinden in het zuidoostelijk deel van de provincie. Deze populatie sluit aan op het verspreidingsgebied in de Duitse Eifel en de Belgische Ardennen.
De grazige stukken met Glanshaver (Arrhenaterum elatius) zijn niet bijzonder bloemrijk. Hier en daar groeit Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Kraailook (Allium vineale), Fluitenkruid (Anthryscus sylvestris), Kruldistel (Carduus crispus), Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea), Wilde reseda (Reseda lutea), Wilde peen (Daucus carotta), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum), Dauwbraam (Rubus caesius), Zeepkruid (Saponaria officinalis), Grote muur (Stellaria holostea), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Graslathyrus (Lathyrus pratenis) en Gevleugeld hertshooi (Hypericum tetrapterum). Bijzondere soorten in dit gedeelte zijn Wilde marjolein (Origanum vulgare), Geel walstro (Gallium verum), Beemdkroon (Knautia arvensis), Rapunzelklokje (Campanula rapunculus) en Blaassilene (Silene vulgaris).
Een opvallende soort is Valse wingerd (Parthenocissus inserta). Dit is een uitheemse liaan die zo nu en dan in tuinen en parken wordt aangeplant en vaak verwilderd.
Het beheer lijkt het hier allemaal redelijk goed gedaan te worden. Dit heeft er vooral mee te maken dat de bijzondere vegetatie hier niet direct langs het spoor, maar vooral op het spoortalud te vinden is.