Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Dal van de Warche tussen Robertville en Malmedy.

    

Oppervlakte: 15.0437 hectare.

Onder bescherming sinds: 26 november 1985.

Warche.

De Warche ontspringt onder de naam Holzwarche vlakbij Losheimergraben op de grens van Duitsland en de Belgische Oostkantons. Dit prachtige dal wordt gekenmerkt door fraaie vochtige weilanden met in het vroege voorjaar veel Wilde narcissen (Narcissus pseudonarcissus). Vervolgens stroomt het beekje verder tussen weilanden door en komt bij het stuwmeer van Bütgenbach en vervolgens bij het stuwmeer van Robertville. Het dal van de Warche tussen het stuwmeer van Robertville en Malmedy is een diep ingesneden ravijn. Het wordt gekenmerkt door steile hellingen, prachtige puinhellingen en een natuurlijk ogend riviertje. Aan het begin van het dal ligt de middeleeuws ogende burcht Reinhardstein. Na het passeren van Malmedy stroomt de Warche in de Ambleve.

Geologie.

Het dal van de Warche is een typisch V-dal met heel steile hellingen. Dit duidt erop dat het een relatief jong dal is. Deze hellingen worden ten dele gevormd door langzaam naar beneden schuivend puin, een uniek verschijnsel in onze contreien.
Bijzonder is ook de waterval aan de voet van Kasteel Reinhardstein. Deze waterval stroomt in meerdere stappen van de helling naar beneden waarbij de onderste en grootste stap een hoogte van circa 5 meter bereikt.
De ondergrond wordt gevormd door kalkrijk gesteente uit de Gedinne-laag en uit kwartsiet uit de Salm-laag.

Flora.

          

Het dal is op de dalbodem begroeid met een fraai loofbos dat behoort tot het type van het open ravijnbos. De boomlaag bestaat uit Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Zwarte els (Alnus glutinosa), Ruwe iep (Ulmus glabra) en Zomerlinde (Tilia platyphyllos). Stroomafwaarts van de monding van de Bayehon is helaas ook veel naaldhout aangeplant. In de beek groeit opvallend veel Groot hoefblad (Petasites hybridus). Langs de beek en op plekjes waar water naar beneden stroomt groeit veel Paarbladig goudveil (Chrysosplenium opositifolium) en Verspreidbladig goudveil (Chrysosplenium alternifolium). Onder de Zwarte elzen (Alnus glutinosa) langs de rivier groeit Vogelkers (Prunus padus), Witte monnikskap (Aconitum vulparia), Groot springzaad (Impatiens noli-tangere) en Bosmuur (Stellaria nemoreum ssp. montana).
Met name aan het begin van het dal zijn de hellingen soms helemaal geel van de bloemen van het Goudveil. In het vroege voorjaar bloeien op de bosbodem ook allerlei voorjaarsbloeiers, waaronder Bosanemoon (Anemone nemorosa), Witte klaverzuring (Oxalis acetosella), Speenkruid (Ranunculus ficaria), Bosbingelkruid (Mercurialis perennis) en Gevlekte aronskelk (Arum maculatum).
In enkele delen van het bos groeien aan de voet van Essen (Fraxinus excelsior) en Hazelaars (Corylus avellana) Bleke schubwortels (Lathrea squamaria). Deze planten parasiteren op de wortels van deze bomen. Ook is er in het vroege voorjaar Bosgeelster (Gagea lutea) en Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida) te zien. Hier en daar groeien in het dal zelfs Wilde narcissen (Narcissus pseudonarcissus). Een aantal van de in het dal voorkomende soorten is gebonden aan een zekere kalkrijkdom van de bodem. Hiertoe behoort onder meer het Gewoon peperboompje (Daphne mezereum), Knikkend parelgras (Melica nutans) en Vingerzegge (Carex digitata).
Later, aan het begin van de zomer, groeit er Witte boterbloem (Ranunculus platanifolius), Bergcentaurie (Centaurea montana), Gele monnikskap (Aconitum vulparia) en Springzaadveldkers (Cardamine impatiens).

Varens en mossen.

Door het vochtige en koele klimaat komt er een grote rijkdom aan varens en mossen voor met onder meer Geschubde mannetjesvaren (Dryopteris affinis subsp. borreri), Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum), Zachte naaldvaren (Polystichum setiferum), Dubbelloof (Blechnum spicant), Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina), Brede stekelvaren (Dryopteris dilatata) en Gewone eikvaren (Polypodium vulgare). Een bijzondere soort is Smalle beukvaren (Phegopteris connectilis), die vaak wordt vergezeld door Gebogen driehoeksvaren (Gymnocarpium dryopteris). Een zeldzame soort van warme, droge standplaatsen is Zwartsteelvaren (Asplenium adiantum-nigrum). Er komen circa 280 soorten mossen voor. Groot zweepmos (Bazzania trilobata) is afhankelijk van een hoge luchtvochtigheid. Gewoon trapmos (Lophozia ventricosa) is te herkennen aan de groene broedkorrels in de bladeren. In donkere rotsspleten groeien de lichtgevende protonema’s van het zeldzame Lichtmos (Schizostega pennata).
Andere mossen zijn Kielmos (Anastrophyllum minutum), Ongenerfd hunebedmos (Andreaea rupestris), Steil tandmos (Barbilophozia attenuata), Groot zweepmos (Bazzania trilobata), Blepharostoma trichophyllum, Boskronkelsteeltje (Campylopus flexuosus var. zonatus), Eikengaffeltandmos (Dicranum fuscencens), Groot snavelmos (Eurhynchium angustirete), Gewoon trapmos (Lophozia ventricosa), Bezemmos (Paraleucobryum longifolium), Boomfranjemos (Ptilidium pulcherrimum), Rhabdoweissia denticulata, Rhizocarpon oederi, Watervalmos (Rhynchostegium riparioides) Riempjesmos (Rhytidiadelphus loreus) en Viertandmos (Tetraphis pellucida). Ook komen er diverse korstmossen voor zoals: Avocadomos (Parmeliopsis ambigua), Geel boerenkoolmos (Cetraria pinastri), Donker boerenkoolmos (Cetraria sepincola), Echt rendiermos (Cladonia rangiferina), Vleeskleurige heikorst (Icmadophila ericetorum), Sphaerophorus globosus en Stereocaulon denudatum.
Varens zijn ook veel te vinden op plekken met Zomereiken (Quercus robur) waar veel Witte veldbies (Luzula luzuloides) groeit. In beukenbossen met Witte veldbies (Luzula luzuloides) groeit Boszwenkgras (Festuca altissima).
Op kwelplekken in broekbossen groeit Schaafstro (Equisetum hyemale).
Hogerop de hellingen liggen puinhellingen met langzaam naar beneden schuivende rotsblokken. Hiertussen groeien Zachte berk (Betula pendula), Lijsterbes (Sorbus aucuparia), Struikheide (Calluna vulgaris), Rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea), Rijsbes (Vaccinium uliginosum) en Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus). Een grote bijzonderheid is Dennenwolfsklauw (Huperzia selago). De rotsblokken van de puinhellingen zijn vrij groot en zijn begroeid met een zeer rijke korstmossenvegetatie. Ook groeien er veel bladmossen. Tussen de rotsblokken liggen vochtige stukken met veenmossen (Sphagnum sp.). Hier groeit ook Kraaiheide (Empetrum nigrum).
Er liggen ook puinhellingen met veel Gewone esdoorn met een wat dikkere bodemlaag. Hier groeien soorten als Bosanemoon (Anemone nemorosa), Boswederik (Lysimachia vulgaris), Witte klaverzuring (Oxalis acetosella), Gele dovenetel (Lamium galeobdolon), Boszegge (Carex sylvatica), Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides), Ruig klokje (Campanula trachelium) en Brede stekelvaren.
Bovenaan de helling groeit in open bossen met veel Bochtige smele (Deschampsia flexuosa) ook de Zevenster (Trientalis europaea). Op kapvlaktes en langs de rand van de wegen en paden groeit veel Gewoon vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) en Gewone brem (Genista scoparius).

Château Reinhardstein.

Château Reinhardstein stamt oorspronkelijk uit 1354, maar werd in 1812 verlaten en verviel tot een ruïne. In 1969 begon de reconstructie ervan zodat er nu weer een echt kasteel staat. De omgeving van het kasteel kent een aantal zeer bijzondere planten, waarvan enkele waarschijnlijk oorspronkelijk als tuinplant zijn aangeplant. Op de muren van het kasteel, maar ook op de omliggende rotsen, groeit Stengelomvattend havikskruid (Hieracium amplexicaule), een soort die in Nederland vrijwel uitsluitend in Valkenburg en in Maastricht groeit en die oorspronkelijk afkomstig is uit de Pyreneeën. Ook staat er veel Schijnpapaver (Meconopsis cambrica), een overblijvende soort met oranje bloemen. Toch is er nog heel wat leuks te ontdekken rondom het kasteel. Zo staat op vochtige plekjes veel Blaasvaren (Cystopteris fragilis). Op koele plekjes groeit Stijve naaldvaren en op de muren Gewone eikvaren.
De meest bijzondere soort bij Reinhardstein is zonder twijfel Bergknautia (Knautia dipsacifolia), een soort beemdkroon met gaafrandige stengelbladeren. De 40-60 centimeter hoge plant oogt ook vrij donkergroen. Deze overblijvende soort lijkt hier oorspronkelijk te staan, want ze groeide er al voor de herbouw van het kasteel (mondelinge mededeling Fred Bos, Winterswijk). Ze staat op licht beschaduwde plekken op vochtige, matig voedselrijke kalkrijke grond en is zeer zeldzaam in de Hoge Ardennen.
Al niet veel algemener is Roosjessteenbreek (Saxifraga rosacea subsp. sponhemica) die dichte zoden vormt op rotsen, oude muurtjes en puinhellingen met leisteen. Licht beschaduwde plekken op een vochtige stenige ondergrond worden geprefereerd. De witte bloemen staan op 10 centimeter hoge steeltjes en bloeien in mei en juni. In eerste instantie lijkt het een tuinplant, aangezien veel verwante steenbreken in deze contreien als zodanig worden verkocht, maar het gaat hier om een van de laatste wilde standplaatsen in België.

Fauna.

In het dal leven natuurlijk de typerende beekvogels zoals die in veel beekdalen in Eifel en Ardennen te vinden zijn. De Waterspreeuw (Cinclus cinclus) en de Grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea). Op koele, vochtige plekjes verstopt zich de Vuursalamander (Salamandra salamandra) om alleen ´s nachts en bij regenweer uit zijn schuilplaats tevoorschijn te komen. Zijn larven zijn soms te vinden in kleine poeltjes of in de plassen van bronbeekjes in het dal. In de open loofbossen is regelmatig de Fluiter (Phylloscopus sibilatrix) te horen.Aan vlinders leeft er een scala aan gewone soorten waaronder Oranjetip (Anthocharis cardamines), Klein geaderd witje (Pieris rapi), Dagpauwoog (Inachis io), Kleine vos (Aglais urticae), Boomblauwtje (Celastrina argiolus) en Bont zandoogje (Pararge aegeria). In april en mei leeft in de open beukenbossen de Tauvlinder (Aglia tau). Dit is een fraaie nachtvlinder met prachtige blauwe vlekken op de vleugels. In deze vlekken is een witte letter T te zien. De T heet in het Grieks „tau“ en zo komt de soort aan zijn naam. De mannetjes zijn vaak overdag rondvliegend te zien. Alleen vliegen ze met zo ´n snelheid dat je goed moet kijken om ze te kunnen herkennen.

Onderweg in het gebied.

Een fraaie wandeling door het dal start vanaf de stuwdam van Robertville. Vandaar loopt u naar Château Reinhardstein. Daar kunt u onderlangs de Warche stroomafwaarts verder tot aan de monding van de Bayonne. Iets voorbij de monding steekt u via een brug de Warche over en vervolgt uw weg aan de overkant van de rivier bergop. Daar kunt u bovenlangs de helling weer teruglopen richting het stuwmeer. Deze route is ongeveer 7 kilometer lang, gaat over smalle paadjes en kent flinke hoogteverschillen.

Tijd.

Een bezoek aan het gebied loont zich van midden tot eind april vanwege de voorjaarsflora en de Wilde narcissen en in juni als de Witte boterbloem en Zevenster bloeien. Maar ook de herfst heeft zijn charme, als de vele loofbomen en veenmossen hun herfstskleuren tonen. Het kasteel is op zaterdag en zondag geopend.