Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Beenbreek.

Beenbreek (Narthecium ossifragum) is een Atlantische soort die in de Hoge Venen haar oostgrens bereikt. Haar beperkte areaal omvat West-Europa van Noord-Portugal tot Noord-Noorwegen, tot bijna 70 graden Noorderbreedte. Oostwaarts komt ze voor tot Midden-Frankrijk, Noordwest-Duitsland en Zuid-Zweden. Ze is gebonden aan grote hoeveelheden neerslag. Ze groeit ook graag op natte standplaatsen, zoals hoogvenen, venige heiden met Gewone dopheide (Erica tetralix) en andere kwelsituaties. Het is ook een indicator van kwelzones waar mineraalrijk water in voedselarme situaties binnendringt. Soms groeit ze in echte hoogvenen, zoals op de Hoge Venen, maar veel vaker in door grondwater beïnvloede moerasvegetaties. Deze komen voor in heidevennen met een beginnende hoogveengroei en in beekdalen met bronnen in de hellingen. Een goed voorbeeld hiervan is het dal van de Laufenbach bij Monschau.
Beenbreek is de enige vertegenwoordiger uit de Leliefamilie (Liliaceae) die op blijvend natte bodems groeit. Haar groeiplaatsen staan ´s winters vaak een decimeter onder water, maar zijn ook in de zomer nat. Beenbreek kan ook slecht tegen uitdroging van haar groeiplaatsen. Deze zijn vaak matig zuur en bestaan uit veen of sterk humeuze tot venige zand- en leemgronden. Ze is in staat om in voedselarme omstandigheden voedsel op te nemen door de vorming van een mycorriza. Kiemplanten zijn slechts zelden te vinden. Deze staan vaak op kale plekjes die niet uitdrogen, bijvoorbeeld bovenop plantenmassa´s. Hoewel Beenbreek vaak te vinden is tussen veenmos (Sphagnum), kan ze zich tussen groeiend veenmos niet vestigen. Vaak breidt ze zich op vegetatieve weg uit.
Beenbreek is een lage plant die vijf tot dertig centimeter hoog wordt. Ze overwintert als wortelstokgeofyt met een stevige, kruipende en vertakte wortelstok. Het is de eindige inheemse vertegenwoordiger van de Leliefamilie waarbij de overwinteringsknoppen aan de oppervlakte liggen. De wortelstok gaat over in een opstijgende stengel die aan de voet een zijdelings afgeplatte rozet bladeren draagt. Omdat deze bladeren afwisselend in twee rijen staan noemt men ze rijdend. De rozetbladeren zijn lijnvormig, vaak min of meer sikkelvormig gekromd met een spitse top. In de dichte groepen komen veel niet bloeiende rozetten voor, terwijl bloeistengels veel schaarser zijn. Een knoop van de wortelstok brengt niet in opeenvolgende jaren een bloeistengel voort. De kleine stengelbladeren lijken veel op schutbladeren. Ze zijn schedevormig tot schubvormig. De bloeistengels blijven tot vlak voor de bloei heel laag en zijn dan verscholen tussen de rozetten.
De bloemen zijn dooiergeel en hebben zeer fraaie meeldraden. De meeldraden zelf zijn kort wollig behaart. De stuifmeelklompjes boven zijn oranjerood. De bloemen ruiken enigszins als anjers en lokken zo insecten aan. Deze komen echter van een koude kermis thuis, aangezien de planten geen nectar bevatten. De bloeitijd ligt tussen eind juni en eind juli, eigenlijk erg kort voor een soort die in de zomer bloeit. Op de Hoge Venen vindt de bloei pas plaats pas vanaf half juli. Vaak is binnen een populatie ook slechts een deel van de planten tegelijkertijd in bloei.
De bloeiwijze bestaat uit een tamelijk dichte tros. De bloemsteeltjes staan in de oksels van schutbladeren en dragen halverwege een stengelblaadje. De bloemdekbladeren zijn lijnlancetvormig en heldergeel van kleur. Opvallend zijn de wollig behaarde helmdraden met geel gekleurde haren. Daarboven staan oranje helmknoppen. De geur van de bloemen doet enigszins denken aan anjers. De bloemen bevatten geen nectar, toch worden ze bestoven door vliegen en bijen. Wanneer de vruchten rijpen krijgt Beenbreek een fel oranje kleur. De doosvruchten zijn sigaarvormig en vertonen zes lengtegroeven. Binnenin zitten enkele tientallen spoelvormige zaden van een halve centimeter lengte. Beenbreek is een typische winterstaander. De zaden worden door de wind uit de doosvruchten geschud. De dode stengels blijven vervolgens in de winter staan tot ver in het volgende jaar. De bladeren sterven reeds in het najaar af.
De naam van de plant gaat terug op een legende die zegt dat schapen die van Beenbreek eten, gemakkelijk hun poten breken. Dit komt omdat Beenbreek op zeer kalkarme plaatsen groeit waar het vee kalkgebrek krijgt en daardoor broze botten heeft die sneller kunnen breken.