Wild kattekruid (
Nepeta cataria
).
Wild kattekruid is een middelgrote plant die een hoogte van circa 45 tot 132 centimeter kan bereiken. De planten in Zuid-Limburg bereiken forsere afmetingen dan die in de duinen (WEEDA, 1988). Aan de voet van de plant ontspruiten een aantal vrij dicht opeenstaande stengels die uit een dikke wortelstok.
De stengel is vierkant en hol en draagt zijtakken die er in paren verspreid rond omheen staan. De gehele plant, dus zowel de stengel als de bladeren, is viltig behaard met korte zachte haren. De 3 tot 6,5 centimeter lange bladeren zijn gekarteld tot getand en lijken enigszins op die van Grote brandnetel (Urtica dioica) of Witte dovenetel (Lamium album). De eironde bladeren met een enigszins hartvormige voet staan kruisgewijs rondom de stengel.
De vrij kleine bloemen staan in dichte schijnkransen in de top van de korte zijtakken en bovenin de hoofdstengel. Alleen onderaan zijn de dichte bloeiaren vaak enigszins onderbroken. De onderlip bestaat uit korte zijslippen en een brede waaiervormige getande middenslip met afgerond spitse tanden. Op de binnenzijde van de bloemen staan verspreid wijnrode vlekken. De meeldraden dragen paarse helmknoppen. De kelk heeft rechte spitse slippen.
Wild kattekruid bloeit tussen juni en september (VAN DER MEIJDEN, 2005). Het is een overblijvende plant waarvan de bovengrondse delen in de winter afsterven. De zaden blijven slechts vijf jaar lang kiemkrachtig.
De planten hebben een opvallende geur die enigszins aan citroen of munt herinnert. Veel auteurs noemen de geur onaangenaam (VAN DER MEIJDEN, 2005, WEEDA, 1988). Ik ervaar dit niet zo, te meer daar geur iets subjectiefs is dat moeilijk te definiëren is. Wild kattekruid bevat actinidine en dankt haar naam aan het feit dat deze stof katten aantrekt.
Literatuur:
MEIJDEN, R. VAN DER, 2005. Heukels' flora van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Groningen/ Houten.WEEDA, E.J., R., CH. & T. WESTRA, 1988. Nederlandse oecologische flora, Wilde planten en hun relaties, deel 1. KNNV-Uitgeverij, Utrecht.