Nideggen
Nideggen ligt temidden van Buntsandsteinfelsen.
De stad Nideggen heeft in de loop van de geschiedenis meerder namen gedragen. De precieze betekenis van de huidige naam Nideggen laat zich niet precies herleiden. De afleiding van Neid en de hierdoor ontstane sage van de vijandige, afgunstige broers is een folkloristische poging de naam te verklaren. Wel is zeker dat de stad sinds haar bestaan op een lange en afwisselingrijke geschiedenis terug kan blikken. Nideggen ontstond tussen 1177 en 1191 toen Willem II, graaf van Jülich, in zijn verbitterde strijd met Kurköln de vesting Nideggen liet bouwen. Deze bleef tot de 15e eeuw de residentie van de graaf van Jülich. Zoals overal onstond in de omgeving van de burcht een nederzetting met een planmatig stratenpatroon rondom het centrale marktplein. Deze werd middels versterkingen met de burcht verbonden. Dit gebied tussen de burcht en de stad, de Burgflecken, werd in de 13e eeuw ommuurd. Hier ligt ook de parochiekerk. Omdat de graven van Jülich bijzondere waarde hechten aan het ontstaan van een nederzetting, moesten ze de vestiging in de omgeving van de burcht aantrekkelijk maken. Dit deden ze door de bewoners stadsrechten te verschaffen. Dit privilege werd tijdens kerstmis 1313 aan het plaatsje Nideggen verleent door graaf Gerhard von Jülich met zijn gemalin Elisabeth von Brabant en oudste zoon Wilhelm. In de privilegebrief had graaf Hertog zijn navolgers verplicht om altijd op dit privilege te letten en zich eraan te houden. De ontwikkeling van het stadje stopte toen in 1542 de burcht verwoest werd. Na 500 jaar verloor Nideggen, net als vele andere kleine stadjes, haar stadsrechten. Pas 130 jaar later, in een oorkonde wordt de datum van 13 februari 1926 genoemd, mocht Nideggen weer de titel "Stadt" dragen.
Neidstor in Nideggen. Donjon van de burcht te Nideggen.
In Nideggen zijn nog resten te vinden van de stadsmuur met erbij horende rondtorens. De ommuring van de stad ontstond aan het begin van de 14e eeuw en geeft de stad met haar vier stadspoorten (Brandenburger, Dürener, Zülpicher en Nyckstor) een middeleeuws aanzien. Op het Nyckstor na zijn de stadspoorten behouden gebleven. De stadspoorten werden in de 19e eeuw vergroot en na de Tweede Wereldoorlog herbouwd. Het Dürener Tor werd in 1330 voor het eerst vermeld als "Durenre porte". In de 16e eeuw diende deze stadspoort als gevangenis. In 1595 werd een burgerwacht ingesteld. In de 18e eeuw verdween het dak van de stadspoort. Tussen 1892 en 1896 werd hij opnieuw opgebouwd en vergroot. De Mariakapel voor het Zülpicher Tor is opvallend vanwege haar nog in barokstijl gebouwde 3 puntdaken. Van het Brandenbergertor, op 1 mei 1342 voor het eerst vermeld, staan alleen nog de fundamenten. De naam hiervan komt van de Brandinberg, het deel van het kollegiaalklooster hier vlakbij. In 1763 voerde de enige weg naar de Rurbrug hierlangs, deze was onderdeel van de weg van Zülpich naar Aken. Het laat- Romaanse Nyckstor, oorsprong tussen Burgflecken en stad, stamt al uit de 13e eeuw . Dit is genoemd naar Nyt von Birgel, een 15e eeuwse Jülische erfmaarschalk in Nideggen.
Bijzondere aandacht verdienen enkele fraaie patriciërswoningen uit de 17e en 18e eeuw op de Bewershof in het noordoosten van de stadsmuur en op het 15e eeuwse stenen Marktkruis. Aan het marktplein staat het raadhuis en vanaf dit marktplein takt ook een kronkelig straatje af naar de burcht.
Het leven en doen in de stad toonde in de 15e tot 18e eeuw typische trekjes van een kleine Rijnlandse stad. Een volkstelling, tussen 1701 en 1703 op last van de regering doorgevoerd, leverde voor Nideggen en de erbij behorende nederzettingen Altwerk, Mühle, Brück, Kirschbaum, Schlagstein en Obermaubach een totaal van 156 families en 419 inwoners op. Omdat de burgers dikwijls onvermogend waren, was de verplichting om de stadsmuur mee te onderhouden middels het betalen van belasting, een zware last op hun schouders. Samen met de bewoners van Drove bezaten ze de Mausauelwald. Het gezamelijke houtrecht werd onder de linde in Boich overeengekomen. Daarnaast mochten de inwoners van Nideggen het hout gebruiken in de hertogelijke bossen Kurzenbusch, Roßberg, Boulert en Hetzinger Heck. Reeds voor 1450 bestond er een schutterij, met patroonheilige St. Sebastiaan, Vanaf 1571 bestond er een school en de leraren sinds die tijd zijn bijna allemaal terug te traceren. De leraren onderwezen geschikte leerlingen ook Latijn. Toen in 1651 de Franciscanen naar Nideggen kwamen, namen zij het hogere onderwijs over. Ter ere van de zalige Christina von Stommeln stichtte graaf Wilhelm V rond 1340 voor het Brandenberger Tor een klooster. In de toenmalige, inmiddels niet meer bestaande, gotische kerk werd het gebeente van de zalige Christina in een sarcofaag bijgezet. Dit klooster werd ook de nederzetting van de St. Hubertus Ridderorde, die Hertog Gerhard von Jülich- Berg als aandenken aan zijn overwinning op Arnold von Egmont, Hertog van Geldern, in 1444 stichtte. Deze orde werd na de in 1777 gestichte personele unie tussen Jülich- Berg, Pfalz en Beieren de belangrijkste orde van Beieren. Het hospitaal (gasthuis) voor het Dürener Tor (verwoest in de Tweede Wereldoorlog), was een van een kapel voorzien armenhuis.
De stad en haar ommuring leden onder dezelfde problemen, zoals oorlog en brandschattingen, als de burcht. Ondanks vele verwoestingen door oorlogen en aardbevingen liet de bevolking zich niet weerhouden om haar stad telkens weer op te bouwen. In de Tweede Wereldoorlog was Nideggen en omgeving frontgebied en door talrijke bomaanvallen weer grotendeels verwoest. Net als overal begon ook hier de opbouw van de stad met behulp van vrijwillige bijdragen. Dit leidde tot herbouw van de burcht, het Zülpicher en Dürener Tor en de kerk.