Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Deelgebieden:
-Eifel
-Limburg

Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw/ oude
industrie.
Paddenstoelen.
Heiligen.
Wildparken.
Feesten.
Excursies en lezingen.
Wandelroutes.

Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Dreimühlener Wasserfall.

In de buurt van Nohn ligt de Nohner of Dreimühlener Wasserfall, in de volksmond ook wel "Drömmeler Spröetz" genoemd. De waterval bevindt zich in het dal van de Ahbach. De Ahbach doornijdt hier het centrale deel van de oostelijke Hillesheimer Kalkmulde met gesteente uit het Midden-Devoon. De gesteentes in de buurt van de Nohner waterval maken deel uit van de Cürten-Formatie van het Bovenste Midden-Devoon. Onder de 13 meter dikke kalklaag, die bestaat uit lagen met veel Brachiopoden (Subrensselandia amygdala) en die de marmerwand ten westen van de waterval vormt, ligt mergel. Bovenop de mergel verzamelt zich het water dat door spleten en holtes in de kalk- en dolomietgesteentes van het badkuipvormige middendeel van de Hillesheimer Mulde naar dit punt stroomt. Het Ahbachtal snijdt deze aquifer (watervoerende laag) aan en het water treedt aan de voet van de marmerwand uit krachtige bronnen naar buiten.
De kalksteenwaterval werd in 1938 als natuurmonument aangewezen. De waterval ontstond uit drie sterk carbonaathoudende bronbeken van de Ahbach. Ze bevatten circa 200 milligram calcium per liter. Het water heeft een temperatuur van 8° C. Deze drie bronbeekjes hebben sinds het einde van de Laatste Ijstijd (circa 10.000 jaar geleden) een 300 meter lange en 100 meter brede kalksinterbank afgezet. Hier bovenop ligt de ruïne Dreimühlen.
Toen men in 1912 de spoorweg tussen Lissendorf aan de Kyll en Dümpelfeld aan de Ahr bouwde werden de drie bronbeekjes tot één grote stroom samengevoegd. Hierbij werd het water onder de baandam doorgeleidt en daarna groeide het kalklichaam niet meer over een breed front, maar slechts in één smalle vooruitstekende punt. Deze groeide langzaam steeds verder het dal van de Ahbach in. Met name in het mos Cratoneuron communatum zet de kalk zich af. Dit komt omdat er in het bronwater een hoog gehalte aan CO2 aanwezig is hetgeen zorgt voor het vrijkomen van de kalk en ook het snelle uitvallen van de kalk bij het stromen over het mos en allerlei planten verklaart. Het CO2 is hierin terecht gekomen vanuit het vulkaangebied nabij Hillesheim en Gerolstein. Tussen het verharde mos ontstaan holle ruimtes en daarboven groeit de kalkpunt met 12 tot 13 centimeter per jaar, waarbij er jaarlijks meer dan 4,4 ton kalk wordt afgezet. De kalkneus is nu reeds negen meter in het Ahbachdal geschoven en bereikt op de plek waar het water naar onder valt een hoogte van circa 5 meter.
Men vreest dat de waterval in haar huidige vorm haar langste tijd gehad heeft omdat er in de vooruitspringende punt een brede scheur te zien is. Echt erg zou dat overigens niet zijn, want ieder jaar opnieuw groeit de waterval weer verder uit.

In het Ahbachtal vinden we een rijke kalkflora met langs de beek onder meer Blauwe en Gele monnikskap (Aconitum napellus en Aconitum vulparia). De hellingen zijn begroeid met een beukenbos met veel parelgras erin. Andere bijzondere planten in dit dal zijn Klein wintergroen (Pyrola minor), Brave hendrik (Chenopodium bonus-henricus), Elsbes (Sorbus torminalis), Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum), Bleek bosvogeltje (Cephalanthera damasonium), Stofzaad (Monotropa hypopytis), Knikkend nagelkruid (Geum rivale), Alpenbes (Ribes alpinum), Steenbraam (Rubus saxatilis) en Prachtklokje (Campanula persicifolia).