Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Oehoe (Bubo bubo).




Uiterlijk.

De Oehoe (Bubo bubo) is de grootste Europese uil. Hij kan 1570 tot 4200 gram wegen, wordt 60 tot 73 cm hoog en heeft een vleugelspanwijdte van 160 tot 188 centimeter. Het vrouwtje is veel groter dan het mannetje. Een goed kenmerk zijn de grote oranje ogen en de opvallende oorpluimpjes die de gelaatsuitdrukkingen versterken. Het verenpak is geelbruin met zwarte strepen en vlekken.

Leefwijze en voedsel.

De Oehoe is een nachtactief dier. In de paartijd, vanaf januari-februari, is zijn roep te horen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is deze helemaal niet zo hard en draagt hij ook niet uitzonderlijk ver. Tijdens de roep is de opvallend witte keelvlek goed te zien. Vlak na zonsondergang gaat hij op jacht. Hij jaagt dan op allerlei soorten dieren, waarbij er grote regionale verschillen bestaan. Het jachtgebied ligt in een cirkel van doorgaans één tot twee, in uitzonderlijke gevallen tot zes kilometer, van zijn nest. Vroeger jaagde de Oehoe vooral op Houtduiven (Columba palumbus) en Konijnen (Oryctolagus cuniculus). De laatste tijd is de stand van deze beide diersoorten echter drastisch teruggedrongen, zodat de Oehoe over moest stappen op andere prooien. In dichte bossen bestaat nog steeds een groot deel van zijn prooien uit Houtduiven. In landbouwgebieden vangt hij in de winter echter ook veel jonge Zwarte kraaien (Corvus corone) die ´s nachts op het uiteinde van een dunne tak zitten te slapen. In Zuid-Limburg bleken in 2007 de Oehoe ´s met name verwilderde postduiven, Zwarte kraaien, Egels en Woelratten te eten. Daarbij worden de verwilderde postduiven vaak in de bebouwde kom bemachtigd. Deze zitten graag ´s nachts op daken te slapen en worden dan door de Oehoe gegrepen. Hiertoe bleek de Oehoe in 2007 bereidt zelfs midden in de stad Maastricht, in de buurt van de Markt, te jagen. Ook zat hij dan in een verlaten gebouw waarin veel duiven sliepen en joeg dan in de Lage Fronten. In dorpen gebeurt echter hetzelfde. Dit betreft geen lokale duiven, aangezien die ´s nachts in hun hok zitten, maar dieren die niet zijn teruggekeerd van een wedvlucht. Ook Egels worden in Zuid-Limburg opvallend veel gegeten die met name in de bebouwde kom te vinden zijn. Een rare ontwikkeling is dat bijna 20% van zijn prooien in bepaalde maanden, onder meer in maart, uit andere roofvogels en uilen bestaat. Met name Kerkuilen (Tyto alba), die ´s nachts vanaf een paaltje op muizen jagen worden vaak het slachtoffer, maar ook Wespendief (Pernis apivoris), Buizerd (Buteo buteo) en Havik (Accipiter gentilis) worden regelmatig gegrepen. In waterrijke gebieden worden Waterhoen (Gallinula chloropus) en Meerkoet (Fulica atra) veel buitgemaakt. In de ENCI-groeve, waar de Oehoe vanaf 1997 broedt is de stand van deze vogels gedecimeerd van 25 paren Meerkoet voor de komst van de Oehoe tot 3 paar eind jaren 1990. Op vuilnisbelten of in landelijke gebieden met opslag van graan of stro worden ook veel Bruine ratten (Rattus norvegicus) gevangen. De prooi wordt gedood met de forse klauwen.

Broedgedrag.

Dat er zoveel prooien worden gevangen gebeurt met name in het broedseizoen, aangezien een jonge Oehoe per dag ongeveer 250 gram vlees nodig heeft. Dat betekent bij een nestgrootte van 4 jongen, zeker niet ongebruikelijk in Limburg, dat er 1 kilo dierlijk voedsel moet worden verzameld. De broedtijd loopt van begin mei tot in september. Jaarlijks worden 2 tot 3 eieren gelegd. De broedduur ligt tussen de 31 en de 36 dagen. De Oehoe kan zowel op de grond als in bomen broeden. Hij heeft op de grond namelijk niets te vrezen van Vossen (Vulpes vulpes). Een jonge Oehoe maakt zich direct groot wanneer er een Vos in de buurt komt en deze kiest dan doorgaans eieren voor zijn geld. Ook zit het vrouwtje altijd op maximaal 20 meter afstand van haar jongen op wacht. Dichterbij wil het vrouwtje doorgaans niet zitten, omdat de jongen anders voortdurend om voedsel bedelen. En overdag jagen doet de Oehoe niet. Een dagactieve Oehoe wordt namelijk door alle andere vogels, van lijsters, kraaien tot roofvogels toe, verjaagd omdat ze bang zijn ´s nachts door hem gegrepen te worden.
Als Oehoe ´s in een boom broeden, gebruiken ze hiervoor vaak een verlaten nest van een Buizerd. Dit wordt echter door de jongen zo gesloopt, dat het nest maar één jaar geschikt is als nestlocatie en de jongen zelfs tijdens het broeden op de grond belanden. Daar worden ze door de ouders verder gevoerd. De jongen worden tot in oktober door hun ouders gevoerd en gaan pas daarna zwerven. Ze zijn dan van zonsondergang de hele nacht door te horen. Het geluid lijkt op een soort Vlaamse gaai (Garrulus glandarius).
Buiten het broedseizoen zitten Oehoe ´s graag in bomen, vaak in Fijnsparren (Picea abies) of in bomen waarin veel Klimop (Hedera helix) groeit, zodat ze nauwelijks opvallen. De Oehoe ´s in de ENCI-groeve bij Maastricht vormen een uitzondering hierop, zij zitten het hele jaar door op de wand van de groeve en zijn dan redelijk goed te zien. Het eerste broedgeval in 1997 in de ENCI-groeve werd in 1999 gevolgd door een broedgeval in een andere groeve in het Heuvelland, waarbij één jong dood in een prikkeldraad werd gevonden. In 2000 en 2001 werd er alleen in de ENCI gebroed, daarna ook weer in een andere groeve. In 2004 werd zelfs een derde nest in Zuid-Limburg ontdekt. Geschat wordt dat tussen 1997 en 2008 in Limburg in totaal 60 jonge Oehoe ´s zijn uitgevlogen.

Levensverwachting.

Helaas blijkt de sterfte onder de Limburgse dieren ook enorm groot. In principe kunnen Oehoe ´s 20 jaar oud worden, maar de meeste Limburgse dieren blijken niet ouder dan 5 jaar te worden. Daarbij is het wel zo dat een lege plek in een territorium doorgaans binnen hetzelfde jaar weer door een ander dier wordt ingenomen. De hoge sterfte heeft te maken met de enorme hoeveelheden PCB ´s die zijn aangetroffen in dode Oehoe ´s. Deze bleken 10 keer hoger dan de dodelijke dosis voor een Wilde eend (Anas platyrhynchos). Zo is in de ENCI-groeve sinds het eerste broedgeval in 1997 al drie keer een nieuw mannetje en ook al drie keer een nieuw vrouwtje erbij gekomen. Desondanks werden er maar in één jaar geen jongen grootgebracht.

Het uitsterven en de terugkeer van de Oehoe.


     

             Buntsandsteinfelsen bij Nideggen.                           ENCI-groeve bij Maastricht.

De Oehoe is de grootste uil in het gebied. Sinds de jaren ´70 van de 20e eeuw worden in de Eifel Oehoe 's uitgezet. De laatste wilde Oehoe in dit gebied stierf in 1957. In die tijd leefden in heel Duitsland slechts een vijftig paartjes. In de 18e eeuw begon men met een ware Oehoe- vervolging, omdat de Oehoe een concurrent voor de jagers was. Ook was de Oehoe geschikt voor het wegjagen van kraaien bij het graan, hiertoe werden de dieren vaak op een paal vastgebonden. Naast de vervolging tot de jaren 1960, kreeg de Oehoe in de jaren 1970 een behoorlijke klap door gifstoffen die in dit dier aan de top van de voedselketen accumuleerden. Door het uitzetten van Oehoe 's door de „Europäische Gesellschaft für Erhaltung von Eulen“ (EGE) zitten er nu in het gebied rondom Heimbach en Nideggen weer enkele oehoeparen. Met name Wilhelm Bergerhausen speelde hierin een hoofdrol. Het uitzetten ging relatief gemakkelijk aangezien Oehoe ´s zich in gevangenschap goed voortplanten. In 1990 kwam er een einde aan het uitzetten. Vanuit de Duitse middelgebergten, in onze omgeving dus de Eifel, bleek de Oehoe zich zo succesvol te hebben verspreid dat de Ardennen spontaan gekoloniseerd werden. Hier broedt de Oehoe op de van nature ontstane steile rotswanden langs de Maas en zijn zijrivieren. In zowel Eifel als Ardennen vormen de vele bergbeklimmers een bedreiging,omdat ze de Oehoe op zijn normaliter onbereikbare nestplek kunnen storen.
In Duitsland leven anno 2011 circa 1000 paar. En vanaf 1997 broedt de Oehoe dus ook Zuid-Limburg, waar hij in groeves broedt. Het eerste broedgeval werd al in 1996 in een krantenbericht in Trouw gemeld, maar is voor de rest lange tijd geheim gehouden. Door een radio-uitzending van L1-radio tijdens carnaval 1997, waarbij mensen die carnaval vierden op de Lichtenberg geïntervieuwd werden, werd de Oehoe per toeval ontdekt. Op de achtergrond van de uitzending was namelijk steeds de baltsroep „oehoe“ te horen. Na enig zoeken werd toen enige tijd later de vogel ontdekt. Daarvoor waren er ook enkele geruchten over Oehoe ´s in Limburg, maar deze zijn nooit echt bewezen. In de jaren 1980 was er bijvoorbeeld in de boswachterij Vaals een succesvol broedgeval, maar hierover is weinig vastgelegd. Een belangrijke bedreiging in de Eifel blijken echter de hoogspanningsleidingen, waardoor Oehoe ´s en andere grote vogels geëlectrocuteerd worden. Jaarlijks worden hier ongeveer 50 dode vogels gevonden. Dit kan door het aanbrengen van een eenvoudige beveiliging voorkomen worden. Ook spoorwegen en het autoverkeer zijn een belangrijke doodsoorzaak.

Anno 2011 broeden er in Nederland 9 broedparen.