Gewone addertong
Gewone addertong (Ophioglossum vulgare) is een merkwaardige varensoort. Dat komt onder meer doordat ieder blad een aparte, knotsvormige sporenaar draagt. Dit blad staat ingeplant op een ondergrondse wortelstok. Deze wortelstok is overblijvend en knolvormig. De wortelstok vormt een mycorrhiza met een schimmel. Elke wortelstok draagt doorgaans slechts een blad. Dit is in de lente en de zomer bovengronds aanwezig. De bleekgroene, vettig glanzende bladschijf is langwerpig tot eirond en aan de voet wigvormig of afgerond. De bladrand is gaafrandig. Het bovenste uiteinde is afgerond, maar kan ook spits zijn. De aders op het blad vormen een soort netwerk, waarbij de middennerf nauwelijks zichtbaar is. Het blad bereikt een lengte van vier tot vijftien centimeter en een breedte van tenminste twee centimeter. Jonge planten hebben alleen een bladschijf, die in de loop der jaren steeds groter wordt.
Het steriele deel en het fertiele deel gaan vlak boven de grond uit elkaar. De bladschijf zit met een soort schede om de sporenaar. Bovenin het langgesteelde fertiele gedeelte staan de bolvormige sporangiën met 12 tot 40 stuks aan weerszijden van de stengel. Soms zijn deze sporangiën met elkaar vergroeid. De sporen zijn van juni tot augustus rijp. De planten worden in hun geheel tussen vijf en twintig centimeter hoog.
De soort groeit op open plekken. Gewone addertong komt voor in vochtige graslanden. Addertong komt op het hele noordelijke halfrond voor. In Zuid-Limburg is deze soort momenteel met uitsterven bedreigd. Addertong was in de eerste helft van de 20e eeuw niet zeldzaam in Zuid-Limburg, maar is sindsdien sterk achteruitgaegaan. In het midden van de 20e eeuw is ze enkele jaren lang niet gemeld. Na 1996 zijn geen nieuwe vindplaatsen gevonden en van de oude locaties zijn slechts 2 locaties weer bevestigd. Op de Brunssummerheide groeit de soort in een grazige vegetatie samen met onder meer Moeraswespenorchis (Epipactis palustris). Op de Breinigerberg in de Duitse Eifel groeit Gewone addertong in de sporen die zijn overgebleven van de tanks in de tijd dat het gebied nog als militair oefenterrein werd gebruikt. Ook aan de voet van het Belgische gedeelte van de Sint-Pietersberg, bij Lanaye, groeit de soort.