Tongvaren.
De Tongvaren (Phyllitis scolopendrium) is een bijzondere varensoort. Dat komt met name door haar bladeren. Deze zijn namelijk ongedeeld in tegenstelling tot de meeste andere varensoorten. Ze zijn lichtgroen met een wasachtig oppervlak en enigszins leerachtig. De bladeren zijn langwerpig met een hartvormige voet en kunnen een lengte van 70 centimeter bereiken. De bladrand is omgerold en enigszins gegolfd. De bladsteel is kort en draagt haarachtige schubben. De breedte varieërt van zes tot tien centimeter. De sporenhoopjes zijn opvallend langwerpig van vorm en twee aan twee vergroeid. Ze zijn daardoor schijnbaar door twee zijdelingse dekvliesjes beschermd. De sporen zijn in juli en augustus rijp. Clusius duidde de soort als Lingua cervina aan. Het was geen echte Latijnse naam, maar een omschrijving van het uiterlijk. Tongvarens groeien op diverse plaatsen, meestal epifytisch op rotsen of muren, maar ook wel terrestrisch in vochtige bossen. De standplaatsen worden gekenmerkt door een hoge luchtvochtigheid en milde winters. Tongvaren is enigszins vorstgevoelig. Vaak betreft het schaduwrijke plekken. Het is een soort van open ravijnbossen op kalkrijke bodems. Ook groeit ze in oude waterputten, bijvoorbeeld op hoeve Lichtenberg op de Sint-Pietersberg bij Maastricht.
In de tijd van A. de Wever, een botanicus uit Nuth uit het begin van de vorige eeuw, was Tongvaren vrij zeldzaam in Zuid-Limburg. Ze groeit op muren en in waterputten. Tegenwoordig doet de soort het veel beter. Sinds 1996 is Tongvaren uit 44 nieuwe kilometerhokken gemeld en de vijftien reeds bekende locaties zijn allemaal bevestigd. In het Savelsbos groeit op een plek een 60-tal planten bij elkaar. Ook in de Verloren vallei op de Sint-Pietersberg doet Tongvaren het goed. Ook groeit de soort op koele plekken in beekdalen, zoals dat van de Geul bij Houthem. In de ENCI-groeve is de soort te vinden aan de voet van een beschaduwde helling. Tongvaren vertoont in heel Nederland een vooruitgang, mogelijk door het vaker optreden van vochtige zomers. Ook groeit ze op schaduwrijke hellingen in het dal van de Worm en in de Ardennen bij onder meer Modave en Aywaille. Vaak groeit ze ook op bouwpuin, bijvoorbeeld langs de spoorlijn het Miljoenenlijntje in Kerkrade. Tongvaren komt op bijna het gehele noordelijke halfrond voor.