Stijve naaldvaren
Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum) is een varen die twintig centimeter tot een meter hoog kan worden. De bladeren zijn in bundels ingeplant op de geschubde wortelstok. De leerachtige bladeren, die ook in de winter gewoon groen zijn, zijn een goed kenmerk om de soort aan te herkennen. De bladeren zijn breed lancetvormig en naar beide uiteinden toe versmald. De bladschijf is donkergroei en leerachtig glanzend. De bladeren staan op een zeer korte steel die aan de bovenzijde gegroefd is. Op de stengel staan grote roodbruine stroschubben. De bladeren zijn twee tot drie keer geveerd. De blaadjes van de eerste orde wijzen naar de bladtop. De veren van de eerste en tweede orde staan verspreid langs de steel. Soms zijn de onderste blaadjes tegenoverstaand. Het onderste veertje van de derde orde is veel groter dan de andere en naar boven gericht. Alle veertjes van de derde orde zijn zittend en ze zijn ook allemaal stekelpuntig. De sori zijn klein en zitten aan weerszijden van de bladrand van de veertjes van de tweede orde. Het dekvliesje is rond, leerachtig en blijft lang zitten. De sori zijn rijp van juli tot oktober.
Stijve naaldvaren komt voor in ravijnbossen en op beschaduwde rotsen op een bodem met lichte kwel. De ondergrond is vaak voedselrijk. De omgeving waarin ze groeit heeft vaak een hoge luchtvochtigheid en is schaduwrijk. Vaak groeit ze in gezelschap van Tongvaren (Phylitis scolopendrion) en Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).
Stijve naaldvaren is verspreid over Europa, Azië en Noord-Afrika. Ze groeit meestal in berggebieden of in het heuvelland. Stijve naaldvaren is in Zuid-Limburg sinds het midden van de 20e eeuw zeer zeldzaam geworden door een gewijzigd beheer van bossen en holle wegen. Sinds 1980 lijkt een licht herstel te hebben ingezet. 27 van de 28 voor 1996 bekende hokken zijn bevestigd en bovendien werden na 1996 13 nieuwe vindplaatsen gemeld. De soort groeit veel in het Savelsbos (meer dan 600 exemplaren), maar ook bij Geulhem, Elsloo en Bunde. In Limburg groeit de soort in grubben in de hellingbossen, zoals het Savelsbos, maar ook op kalksteenrotsen in het Geuldal. In het Wormdal groeit ze tussen een grote populatie Tongvarens. In de Ardennen komt ze voor op de rotshellingen nabij Aywaille.