Reinartzhof.
Niet ver van de vroegere Pelgrimsweg tussen Aken en Trier ligt in de omgeving van Roetgen de voormalige nederzetting Reinartzhof. Reinartzhof werd ook wel Auf den Reinart of Om Reenert genoemd. De eerste vermelding van het gehucht was in 1338 in een rekening uit Aken waarin aan een kluizenaar in het “bos bij Reinard” een rekening waarin Aken de kluizenaar betaalde voor verbeteringen aan de weg. Dit werd vermeld als “Einsiedler im Walde am Reinhart”. In 1344 kreeg de kluizenaar nogmaals geld voor de herbouw van een brug, de zogenaamde “Oude Brügge” over de Vesdre bij de samenvloeiing van de Eschbach en de Vesdre. In 1424 heette het gehucht St. Reynart in Eyffel, in 1516 “der Reinnart”.
Sinds het begin van de 16e eeuw maakte Reinartzhof deel uit van het Hertogdom Jülich. In de Jülicher Vete, de erfopvolgingsstrijd tussen Keizer Karl V en Hertog Wilhelm von Kleve-Jülich-Berg, in 1543 werd Reinartzhof verwoest. Kort erna werd het weer herbouwd. Tijdens de Dertigjarige oorlog werden de hoeves wederom verwoest, maar het is onbekend wanneer de herbouw plaatsvond.
In de beginjaren was Reinartzhof niet meer dan een armoedige kluis waarin een kluizenaar in alle eenzaamheid woonde en pelgrims die onderweg waren onderdak bood. Bij mist en ´s nachts luidde hij een bel om eventuele verdwaalden de weg te wijzen. Het bestaan van deze bel is af te leiden uit een oorkonde van de Hertog van Jülich uit 1515 waarin hij om giften vraagt voor een nieuwe bel, nadat de oude verdwenen was. In de Jülicher Vete ging ook deze verloren en pas in 1566 herstelde men het gebruik van de bel.
In het begin van de 19e eeuw werden weer een nieuwe Ober- en Unterhof vermeld. In 1803 kwamen de hoeves Oberreinert en Unterreinert bij de parochie Roetgen. Na de Franse Revolutie werd het hertogelijke eigendom verkocht en kwam de Oberhof in bezit van de familie Kaufmann-Esser en de Unterhof in handen van de familie Neicken. De Oberhof brandde in 1856 af, maar werd kort daarna weer herbouwd. Tot het begin van de Eerste Wereldoorlog liep de grens tussen de gemeente Konzen en de gemeente Mützenich tussen de Oberhof en de Unterhof door.
De hoeves Ober-, Mittel- en Unterhof kwamen in 1920 op Belgisch grondgebied te liggen.
In de strenge winter van 1953 was Reinartzhof door hevige sneeuwval dagenlang van de buitenwereld afgesloten. Er woonden toen 26 personen, zowel mannen, vrouwen als kinderen. De levensmiddelen begonnen al op te raken, maar gelukkig konden enkele bewoners te voet Schönefeld te bereiken en vandaar de politie van Eupen te waarschuwen. Omdat men vanuit Eupen geen hulp kon bieden, werd een helicopter vanuit Brussel gestuurd die brood en andere levensmiddelen naar Reinartzhof bracht.
Omdat de hoeves in het stroomgebied van de Vesdre lagen en er van hieruit dus verontreinigd water in het drinkwaterbekken van het stuwmeer van de Vesdre zou kunnen komen, werden de hoeves in 1958 onteigend en moesten ze op zijn laatst in 1962 afgebroken worden. Dat werd nog verschoven naar 1966, maar uiteindelijk werd de laatste hoeve pas in 1971 verlaten. Daarop werd 64 hectare weiland met sparren beplant.
Tegenwoordig resteren slechts een paar fundamenten van de nederzetting Reinartzhof. Verder staan er nog enkele meidoornheggen en fruitbomen. In de overgebleven graslanden groeien allerlei bloemen, waaronder Bergvenkel (Meum athamanticum).
Op de plek van de vroegere kluis werd in juni 1973 een klein kapelletje, met daarin een Mariabeeld, geplaatst door de padvinderij van Raeren.