Wilde hyacint is in Engeland ook wel bekend is onder de naam Bluebell. Deze fraaie plant komt in ons land aan de binnenduinrand voor, hoewel het niet helemaal duidelijk is of dit oorspronkelijke populaties zijn. Wel komt ze in de buurt van Brussel massaal en op enkele plekken in de omgeving van Jülich in het wild voor. Deze soort is, vaak als kruising met de Spaanse hyacint, ook een geliefde tuinplant.
Uiterlijk.
Wilde hyacint (Scilla non-scripta), ook wel Boshyacint genoemd, is een middelhoge plant met grasgroene, een halve tot één centimeter brede, gootvormige bladeren. Iedere bol draagt vijf tot zes bladeren. De kleur is doorgaans korenbloemblauw, maar er komen ook witte en lichtroze exemplaren voor. De uiteinden van de bloemdekbladeren zijn teruggebogen. Iedere plant heeft zes tot twaalf bloemen. De buis- tot klokvormige bloemen staan aan een kort, dun steeltje. Ze zijn trosvormig gegroepeerd en de bloemen hangen aan één zijde van de ronde bloemstengel naar onder. Ze zijn 1,2 tot 2 centimeter groot. De top van de bloemtros is ietwat omgebogen. De bloemen geuren heerlijk en worden bestoven door hommels en zweefvliegen. Binnenin vallen de roomwitte meeldraden op. Ook de helknoppen zijn roomwit. Aan de bloemstengel zitten twee smalle, lijnvormige, schutblaadjes. De vruchten zijn eivormig met daarin ronde zware, zwarte zaden. De soort vermeerdert zich door het vormen van zaad, maar kan ook nevenbolletjes vormen. De witte bollen zijn eivormig en één tot drie centimeter groot. Ze zijn omgeven door een doorzichtig bolvlies. Wilde hyacint bloeit van eind april tot half mei. De bloeitijd duurt ongeveer drie weken. De planten zijn vaak behoorlijk fors, de bloeistengels kunnen 20 tot 50 centimeter hoog worden.
Naamgeving.
Wilde hyacint werd beschreven door Linnaeus. Hij deelde haar in bij de hyacinten en noemde haar Hyacinthoides non-scripta. Non-scripta duidt op het ontbreken van witte tekens in de bloemdekbladeren die opvallend zijn voor de hyacinten. Later werd de soort ingedeeld bij het geslacht Scilla.
Biotoop.
Wilde hyacint groeit in vochtige, tamelijk voedselrijke bossen met een humeuze bodem en een goede strooiselvertering. Vaak staat ze op een lemige ondergrond in eiken- en beukenbossen. Vaak zijn dit schaduwrijke beukenbossen, waarin de planten hun levenscyclus al eind mei afronden met het afsterven van de bovengrondse organen. Deze zijn vaak in juni compleet verdwenen, enkel de verdroogde vruchtstelen blijven tot augustus rechtop staan.
Verspreiding.
Wilde hyacint is een Noordwest-Europese soort met als hoofdverspreidingsgebied de Britse eilanden, maar komt ook voor in Noord-Frankrijk, Luxemburg, België, Nederland en Noordwest-Duitsland. In België groeit ze in de meeste bossen in de omgeving van Brussel en in de Vlaamse Ardennen. Eén van de mooiste bossen is het Hallerbos ten zuidwesten van Brussel, waar rond eind april de bosbodem helemaal blauw ziet. Het mooiste is het moment waarop de frisgroene beukenblaadjes uitlopen. Dan is het echter ook weer snel voorbij met de bloei, omdat het op de bosbodem dan vaak al snel te donker wordt voor de bloemen. In Nederland is ze vrij zeldzaam en eigenlijk alleen nog te vinden in loofbossen in de binnenduinrand. Hier is ze mogelijk aangeplant door mensen die in de 18e eeuw de Britse bossen vol Bluebells bezochten. In 1767 en 1781 wordt ze als inheems vermeld van drie plekken aan de binnenduinrand. De situatie in de duinen is dus niet geheel eenduidig. Enkele botanici houden haar hier voor verwilderd, anderen zeggen dat ze inheems is In Nederland is de soort overigens al vanaf ongeveer 1594 in cultuur.
Voorkomen in Limburg en omgeving.
De Limburgse botanicus, dr. De Wever uit Nuth, schrijft in 1934 dat de Wilde hyacint voor het eerst uit de omgeving van Maastricht door Lejeune wordt genoemd in zijn Flore des environs de Spa uit 1811. Een andere Limburgse botanicus, Bory de St. Vincent, meldt in 1821 van één enkele plek in het bos van Caestert en tevens dat er ook enkele exemplaren in de vestingwerken van Maastricht groeien. In 1831 staat in het Compend. Flor. Belg. II te lezen dat het geen gewone plant is in de provincies Luik en Limburg. Franquinet (1838) en Dumoulin (1868) vermelden Wilde hyacint niet meer uit de omgeving van Maastricht, wel nog uit het Ravensbos. De Wever (1934) schrijft dat er in 1915 nog enkele exemplaren in het Heekerbosch bij Hulsberg stonden. De Wever (1935) zegt dat alle voorkomens in deze streek teruggaan op verwilderde exemplaren afkomstig uit tuinen. Tegenwoordig is de wilde soort nergens meer te vinden. Wel komen op allerlei plekjes populaties van verwilderde tuinplanten voor. Deze zijn goed herkenbaar aan het voorkomen van roze en witte exemplaren binnen de populatie.
In Duitsland bereikt deze Atlantische soort de oostgrens van haar verspreidingsgebied. In Duitsland wordt Wilde hyacint voor het eerst gemeld in 1842 in de Flora der Provinz Rheinland (Wirtgen, 1842) en bij Bad Münstereifel door Schmitz en Regel (Flora Bonnens, 1842). Cossmann en Förster (1878) melden Wilde hyacint uit de omgeving van Jülich. Claessens (Heimatkalender Kreis Heinsberg, 1933) meldt dat ze alleen nog in de omgeving van Erkelenz voorkomt en dat er getwijfeld moet worden of ze hier inheems is. Nu komt Wilde hyacint nog steeds voor in het dal van de Rur tussen Jülich en Erkelenz. Hier groeit ze in een geïsoleerd bosje tussen akkers nabij Baal. Wilde hyacint is een soort die typisch is voor het eiken-haagbeukenbos, maar die hier in een aangeplant beukenbos groeit, waarin ook Amerikaanse eik (Quercus rubra) en Grove den (Pinus sylvestris) voorkomt. Hier is de bosbodem van eind april tot begin april helemaal blauw. In deze streek wordt dit bosje ook „Wald der blauen Blumen“ genoemd. Het gebied waarin de bloemen staan is ongeveer 400 meter lang en 200 meter breed. Om de bloei te bevorderen wordt jaarlijks het struikgewas, met name bramen, verwijderd. Wilde hyacint is niet alleen in bij Baal te vinden, maar ook in enkele andere bosjes in de buurt van Barmen en Rurich. Bij Barmen groeit de soort in een beukenbos op een landgoed. Of de soort hier oorspronkelijk wild is of dat ze ooit door de eigenaar van het kasteel is aangeplant, is ongewis. In ieder geval kunt u ze bewonderen als u tussen eind april en half mei Voetspoor 232 ??? Bevers, boshyacinten en een baggersee langs de Rur bij Barmen loopt.
Elfenbloemen.
Wilde hyacinten worden vaak verbonden met elfen. Voor de elfen is het luiden van de kleine bloemen het signaal van het begin van hun middernachtelijke dansen. Volgens de allerlei verhalen zou het luiden van de kleine klokjes de elfen ertoe aansporen om rond middernacht te voorschijn te komen. Verder vertelt men dat kinderen die in een bos met Wilde hyacinten terecht komen gevangen blijven in het bos. Volwassenen worden door de elfjes op een dwaalspoor gebracht en kunnen het bos pas weer verlaten als ze door een andere mens geholpen worden. Pas dus op in een bos met Wilde hyacinten...........
Spaanse hyacint.
Wilde hyacint kan worden verward met de Spaanse hyacinten (Scilla hispanica) of Italiaanse hyacinten (Scilla italica) die vaak uit tuinen verwilderen. Opvallend bij deze soorten is echter dat ze vaak in verschillende kleuren zoals roze en wit voorkomen, terwijl de echte Wilde hyacint meestal slechts in een paars-blauwe vorm voorkomt. Ook hybrides tussen de drie soorten zijn in de handel verkrijgbaar. In Nederland bestaan de meeste populaties uit hybriden die zich zelfstandig voortplanten. De planten zijn vaak groter dan de Wilde hyacint. Ook de bladeren zijn breder, en bereiken een breedte van ongeveer 15 millimeter. De bloeistengel staat rechtop en de bloemen staan hier rondomheen, dus niet naar een zijde gekeerd, zoals bij Wilde hyacint. De bloemen zijn bovendien reukloos.Ze zijn klokvormig en hebben bleekblauwe helmknoppen. Ze worden 12 tot 20 millimeter lang en zijn lichtblauw tot korenbloemblauw. Spaanse hyacint komt oorspronkelijk voor in bossen op het Iberisch schiereiland, maar groeit ook in meer open gebieden.
Literatuur.
De Wever, A., 1934. Scilla non scripta Hffg. Et Lnk (Endymion nutans Dumort.), Natuurhistorisch Maandblad 23 (4): 48-49.