Sint-Odiliënberg wordt door de lokale bevolking nog steeds aangeduid als „Berg“. Dit is eeuwenlang de gangbare benaming voor het dorp geweest. De heuvel waarop de basiliek staat is onderdeel van een hoge oeverwal. In de Vita van de Heilige Wiro is er sprake van de Petrusberg (Mons Petri), in 858 schenkt Lotharius II het Sint-Petrus Munster dat „Bergh“ genoemd wordt aan St. Hungerus, bisschop van Utrecht (Matthea, 1969). In 870 wordt in het Verdrag van Meersen gesproken van „Berch“.In 943 is er sprake van „Hereberc“. In 1057 en in 1131 wederom van „Berche“. Vanaf 1222 is er sprake van de naam „Montis Odiliae“, maar blijft "Bergh" ook nog steeds een gangbare benaming voor het dorp.
Geschiedenis.
Sint-Odiliënberg ligt langs de Roer. Het plaatsje ontstond waarschijnlijk bij een doorwaadbare plaats in de Roer. Hier lag de Romeinse Heerbaan tussen Heerlen en Xanten. De vondst van een votief-altaar uit de Romeinse tijd op de Petrusberg wijst op bewoning in de Romeinse tijd.
Rond 705 bouwden Angelsachsische missionarissen op de Sint-Petrusberg een kerk met een klooster. Deze werden door de Noormannen verwoest. In de 10e eeuw vond nieuwbouw plaats. Rond het jaar 1000 werd er een parochiekerkje naast gebouwd. Dit is de huidige Maria-kapel. De kerk werd helaas regelmatig verwoest en ook in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Tussen 1949 en 1951 vond het herstel plaats.
Tot 1930 was Sint-Odiliënberg een echte agrarische gemeenschap, zelfs tot 1947 werkte 50% van de mannelijke beroepsbevolking in de landbouw. In 1960 was dit gedaald tot 25% en in 1969 zelfs tot 12%.
Het voormalige Raadhuis van Sint-Odilienberg werd in 1938 gebouwd.
Basiliek van de Heilige Wiro, de Heilige Plechelmus en de Heilige Otgerus.
De basiliek van Sint-Odiliënberg is een Romaanse kerk met een basicaal schip en een dwarsschip. De twee slanke torens tussen het hoofd- en de nevenkoren stammen uit de 11e en 12e eeuw.
In het interieur vallen de oude beelden van Sint-Wiro, Sint-Plechelmus, Sint-Otgerus en Sint-Odilia op. De gebrandschilderde ramen zijn van de Limburgse glaskunstenaar Joep Nicolas. De moderne kruiswegstaties van Sussanne Nicolas. Naast de basiliek staat de Mariakapel. Dit was de oorspronkelijke kerk. In deze kapel staat een 13e eeuws beeld van een Sedes Sapientae. In de muurnissen staan reliquien van Heiligen.
Wiro en Plechelmus waren twee bisschoppen die rond 700 door bisschop Sergius I gewijd werden. Otgerus bleef diaken. Rond 706 schonk Pepijn II van Herstal, een Frankische hofmeijer, hen de kerkberg te Sint-Odiliënberg. Hierop stichtten ze een kerkje, kapel en klooster. Otgerus overleed rond 713, Plechelmus in 732 en Wiro in 752. Hun lichamen werden bijgezet in het kerkje op de Petrusberg, zoals de kerkberg destijds naar zijn kerkpatroon genoemd werd.
Door de invallen van de Noormannen in 857 moest bisschop Hungerus met een klein aantal kanunniken uit Utrecht vluchten. Ze trokken daarop naar Koning Lotharius, een achterkleinzoon van Karel de Grote, die in het klooster van Prüm verbleef. Lotharius schonk hen, volgens de schenkingsakte op 2 januari 858, de Sint-Petrusberg te Bergh aan de Roer in de Maasgouw, als verblijfplaats. In 866 overleed Hungerus in Sint-Odiliënberg. De kanunniken vertrokken korte tijd later weer, eerst naar Deventer en daarna naar Utrecht en namen daarbij de relieken mee. Daar werden ze vanwege nieuwe Noormannen-invallen verborgen. Op wonderbaarlijke wijze vond Bisschop Baldericus van Kleef ze in 943 terug. In 954 werden Wiro, Plechelmus en Otgerus door Bisschop Balderic tot de „Eer der Altaren“ verheven. Dit staat gelijk met een heiligverklaring. Een groot deel van de relieken van Plechelmus ging daarbij naar de collegiale kerk van Oldenzaal.
In 1361 werd het collegie der kanunniken van Sint-Odiliënberg vanwege de onveiligheid op het platteland naar de Heilige Geestkerk binnen de stadsmuren van Roermond verplaatst. Een schrijn met de relieken van de drie Heiligen verpakt in drie zijden zakjes, die in 866 op de Petrusberg waren achtergebleven, werden onder een altaar verborgen. In 1572 werd het altaar door de soldaten van de Prins van Oranje die de stad hadden ingenomen vernield. Bij het herstel van het altaar in 1594 werd de schrijn ongeschonden teruggevonden en in 1661 naar de Sint-Christoffelkathedraal overgebracht. Hier werd ze onder het eikenhouten hoogaltaar geplaatst. Met de voltooiing van twee restauraties van de kerk werd op 12 mei een gedeelte van de relieken uit de reliekschrijn in processie naar Sint-Odiliënberg teruggebracht. Bij een reliekschouwing door bisschop Paradis op 13 mei 1855 werd de houten schrijn geopend. In 1903 werd ze door een verguld bronzen schrijn vervangen en in een tombe in het hoofdaltaar geplaatst. In een muurnis van het hoofdaltaar bevinden zich ook nog de relieken die altijd in Sint-Odiliënberg waren gebleven. De reliekschrijn uit de Roermondse Sint-Christoffelkathedraal werd, samen met het altaar uit 1661, kort na 1945 naar de parochiekerk van Heythuizen gebracht. Dit houten altaar bevat prachtige panelen met voorstellingen van de drie streekheiligen.
In de basiliek van Sint-Odiliënberg wordt ook de Heilige Odilia vereerd. Dit geldt zowel voor Sint-Odilia van Keulen als Sint-Odilia uit de Elzas. Van Sint-Odilia van Keulen werd in 1706 een reliek door bisschop Reginaldus Cools uit Antwerpen aan de kerk van Sint-Odiliënberg geschonken. Het betreft een stukje uit haar schedel. In 1856 werd het in een reliekhouder uit plaatzilver geplaatst. Dit relikwie wordt iedere derde zondag van de maand vereerd. In een nis in de Mariakapel bevinden zich ook twee relikwien van Sint-Odilia van Keulen.
Op het linker zijaltaar staan ook nog twee houten reliekhouders met relieken van Sint-Monulphus en Sint-Gondulphus uit Maastricht. Deze zijn aan het eind van de 19e eeuw uit Maastricht hierheen gekomen.
De kerk werd tussen 1880 en 1883 gerestaureerd. Na de Tweede Wereldoorlog, toen de Duitsers de torens opbliezen, bleef van de kerk niet veel meer over dan een ruïne. In 1957 werd de kerk tot basiliek verheven omdat ze van groot belang was geweest voor de kerstening van het gebied tussen Maas en Rijn.
Molen van Verbeek.
In Sint-Odiliënberg staat een windmolen die vanaf 1939 in bezit is van de familie Verbeek en waarnaar ze ook genoemd wordt. Het is een beltkorenmolen die oorspronkelijk uit 1883 stamt.
Kasteel Frymerson.
Dit kasteel stamt oorspronkelijk uit de 14e eeuw. Van het eerste kasteel is echter nog slecht een gerestaureerd torentje met een lage woningschuur in een hoek van het park overgebleven. In 1785 werd het kasteel, dat destijds in eigendom was van Willem van Oranje, ingenomen door de Fransen en in 1820 aan dhr. de Zantis geschonken. Het huidige gebouw stamt overigens grotendeels uit deze periode.
Huize Overen.
Huize Overen ligt langs de weg tussen Sint-Odiliënberg en Lerop op een verhoging aan de rand van het Roerdal. Het landhuis stamt uit de 18e eeuw, de boerderij uit de 17e eeuw. De huidige gebouwen kenden echter al oudere voorgangers.
In de 13e eeuw was het een leengoed van de Graven van Gelre. De bewoners van Huize Overen mochten, als deel van de ridderschap, deelnemen aan de vergaderingen van de Staten van het Overkwartier van Gelre.
In een van de gevels is vakwerk gebruikt.
Huize Hoosden.
Huize Hoosden stamt uit de 17e eeuw. Het hoofdgebouw heeft twee zijvleugels die een voorhof omsluiten.
Roerstreekmuseum.
In het Roerstreekmuseum in Sint-Odiliënberg is een uitgebreide collectie ondergebracht op het gebied van archeologie en heemkunde. Het museum is van dinsdag t/m donderdag en ´s zondags geopend van 13.00-17.00 uur. www.roerstreekmuseum.nl, tel. 0475-532895.
Literatuur:
Matthea, 1969. Hoe komt Odilia in Berg. Jaarboek Roerstreek 69 Heemkundevereniging Roerstreek, Sint-Odiliënberg, pagina 16-18.