Olaf bij Sinterklaas (1980). Schoentje zetten.
Sinterklaas is eenvoudig te herkennen, hij draagt twee herkenningstekens, zijn bisschopsmuts en een staf. Vaak verkeert hij in gezelschap van een persoon met een donkere huidskleur, Zwarte Piet genoemd. Sint- Nicolaas wordt vereerd als heilige van de schippers, vissers, metselaars, waarden, wijnhandelaars, bruggenbouwers en natuurlijk van de kinderen.
Het gebruik om de sterfdag van Sint- Nicolaas (en dus niet de verjaardag zoals vaak wordt aangenomen) op 5 december te vieren is algemeen ingeburgerd. Toch is zijn officiële naamdag 6 december.
De persoon die nu als Sint- Nicolaas wordt gezien is gebaseerd op de levensbeschrijvingen van twee Nicolazen en verschillende legenden. De ene Nicolaas zou bisschop van Myra zijn geweest, de ander abt van Sion en later bisschop van Pinara in Lycië. Deze stierf op 10 december 564 en had allerlei wonderen verricht.
In de vierde eeuw bestond er een bisschop van Myra. Hij werd geboren rond 270. In 325 zou hij het Concilie van Nicea, waar de Christelijke Geloofsbelijdenis werd opgesteld, hebben bijgewoond, hij stierf op 6 december 342. Hij was de eerste persoon die in de oostelijke kerk heilig werd verklaard, zonder de marteldood te zijn gestorven. Hij zou op wonderbaarlijke wijze tot bisschop zijn benoemd en ooit, toen hij iemand een klap had gegeven en uit zijn functie was gezet, zou hij door toedoen van Jezus en Maria zijn ambt hebben herkregen. Hij verscheen bij noodweer aan zeelieden in nood en gaf hen advies, zo werd hij patroon van de zeelieden. Tijdens een hongersnood in Lycië toverde hij voedsel tevoorschijn.
Het bekendste zijn de legenden waarin Nicolaas kinderen te hulp snelt.
Zo spoort hij het ontvoerde en verkochte jongetje Basilio op en bezorgt hem bij zijn ouders terug. Ook red hij een baby die de moeder op het vuur had laten staan en daardoor gekookt was. De moeder was hem vergeten omdat ze naar de installatie van de bisschop van Myra - Nicolaas dus - was gaan kijken. Toen de moeder terugkwam, stond het water te borrelen en zat de baby kraaiend in zijn badje.
Een ander bekend verhaal is dat van de drie studenten die op weg naar huis onderdak vragen in een herberg. De herbergier en zijn vrouw denken dat de jongens veel geld bij zich hebben en vermoorden hen. Omdat ze met de lijken toch ergens heen moeten, maken ze er gepekeld vlees van. De volgende dag komt een oude man (Sint- Nicolaas) aan de deur en krijgt het vlees voorgeschoteld. Hij merkt al snel dat er iets mis mee is. Hij tovert de jongens weer springlevend tevoorschijn en de waard en zijn vrouw bekeren hen zich tot het christendom. Vooral om deze verhalen is Sint- Nicolaas beschermer van kinderen.
Eerst werd de heilige Nicolaas alleen in het oosten vereerd, maar in 1222 besliste het Concilie van Oxford dat de naamdag van Sint- Nicolaas tot de belangrijkste kerkelijke feestdagen moet worden gerekend. Zijn gebeente werd in 1087 overgebracht van Myra in het huidige Turkije naar Bari in Zuid- Italië. Zijn graf werd toen door talloze kruisvaarders bezocht.
In de bisschopsstad Utrecht was 6 december al eerder een officiële feestdag. Vier arme kinderen kregen daar dan een schoentje gevuld met geld. In vele andere steden deelde het stadsbestuur of een andere liefdadigheidsinstelling brood aan de armen uit. Het schoenzetten komt hieruit voort, het heeft te maken met de symbolische betekenis van schoeisel, wanneer je jezelf blootsvoets vertoont, geef je aan dat je iemands mindere bent. Als kinderen hun schoen zetten, wat reeds in de 16e eeuw opduikt, tonen ze daarmee hun eerbied voor Sinterklaas.
Het schoenzetten stamt ook van een legende van Sint- Nicolaas, aan noodlijdende edelman verschafte hij drie bruidschatten voor zijn dochters. Omdat de man dit zelf niet kon betalen, waren de meisjes gedwongen op straat met prostitutie hun geld te verdienen. Sint- Nicolaas legde bij ieder van hun echter een stuk goud in hun schoen, waardoor hun dit lot bespaart bleef. Hierdoor werd hij beschermheilige van de ongehuwde meisjes.
Dat de Sint uit Spanje komt hangt samen met de overvloed aan rijkdom in dat land. Ook omdat de graanschepen voor Myra, toen daar hongersnood heerste, ook uit Spanje kwamen. Amsterdam koos Sint- Nicolaas tot schutspatroon en aan het IJ, vlakbij de plek waar vroeger de schepen afmeerden, staat de Sint- Nicolaaskerk.
Het volksgebruik waarbij Nicolaas op de avond voor zijn feestdag kinderen bezoekt en beloont met geschenken of straft met een roe, zou uit de 13e eeuw stammen. De jongens kregen op Sint- Nicolaas een klein geschenk, de meisjes op Sint- Lucia (13 december). De Sint was namelijk niet altijd een goedheiligman. Op oude schilderijen zien we Sinterklaas met satanisch genoegen een peuter over de knie leggen. Op andere doeken propt hij doodsbange kinderen in de zak om ze naar de hel af te voeren. Oudere kinderen kregen tot in de 19e eeuw een zakje zout of een roe (bijeengebonden wilgenwijgen) in hun schoen om ze duidelijk te maken dat ze te oud waren om nog in Sint- Nicolaas te geloven. Tevens waren zowel de roe als het zout vruchtbaarheidssymbolen, die de jeugd eraan herinnert dat de volwassenheid voor de deur stond.
Pas in de 20e eeuw werd de Sint een goede oude man. In zijn knecht is de duivel te herkennen, die zich aan hem heeft onderworpen. Vroeger droeg hij ook rammelende kettingen om zijn benen. Hij heeft altijd een roe bij zich, een bos van wilgentwijgen. Deze roe vinden we ook terug bij Wodan, diens knecht Nörwi droeg ook een bos twijgen. Het aanraken met wilgentwijgen en roedes diende in het volksgeloof als symbool om de vruchtbaarheid te vergroten. Later werd de roede alleen nog als opvoedend symbool genomen en de oorspronkelijke betekenis vergeten. In Duitsland wordt Zwarte Piet "Knecht Ruprecht" genoemd, een naam die komt van de moedergodin "Percht", die voor de christianisering vereerd werd. De demonische begeleider kan dus een symbool voor het invallen van de winter zijn. Tot de 19e eeuw had Sinterklaas geen knecht, pas in de tweede helft van de 19e eeuw verscheen er een zwarte dienaar naast de Goedheiligman. De oudste verwijzing in een Nederlands boek naar deze helper van de Sint dateert uit 1850 toen er een prentenboek met gedichtjes verscheen van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman, getiteld “Sint Nikolaas en zijn knecht”. Deze knecht had in dit werk nog geen naam. Pas aan het eind van de 19e eeuw werden er namen voor hem bedacht. Omdat het een eenvoudige man was, moest hij ook een eenvoudige naam hebben. Men kwam zodoende al snel op de naam “Piet”. De eerste keer dat deze naam gebruikt wordt is in het boekje “Het feest van Sint- Nicolaas” van Lina uit 1891. Daarin wordt de knecht Pieter genoemd. Eind 19e en in de eerste helft van de 20e eeuw waren er overigens nog andere namen in omloop voor de dienaar van de Sint zoals Trappadoeli, Assiepan, Sabbas, Pikkie, Jacques Jour (Sjaak Sjoor), Hans Moef (o.i.v. Duitse Pieter- achtige figuren), Nicodemus (uit België) en het Spaanse Pedro.
De witte schimmel was in de Middeleeuwen een statussymbool. Dit symbool heeft Sinterklaas misschien van Wodan. Ook deze Germaanse godheid zou op een schimmel door de lucht hebben gereden. En ook Wodan was een lange man en droeg een lange witte baard. De hoed met brede rand die Wodan droeg, werd bij Nicolaas een mijter. De wonderlans "Gugnir" werd onder Gregorius de Grote rond 600 een bisschopsstaf. Verder had Wodan zijn knecht Nörwi, de zwarte vader van de nacht, bij zich die noten en erwten strooide (net als rijstkorrels bij een huwelijk een vruchtbaarheidssymbool). Ook de Sint brengt zijn geschenken 's nachts. Op het land zou men een schoof hebben neergezet voor het paard. De wortel, brood, hooi en water die de kinderen nu in hun schoen doen zijn realistische gaven voor het paard van de Sint.
Zijn geschenken gooit de goedheiligman door de schoorsteen, door deze verbinding met de buitenwereld zouden over het algemeen geesten en andere geheimzinnige zaken het huis binnenkomen. Bovendien wijst dit gebruik op de bundels met geld die hij als bruidsschatten naar binnen wierp.
De plaats die Nicolaas in de Middeleeuwen innam, benaderde die van Maria. In de 16e en 17e eeuw dreigde het feest van Sinterklaas te verdwijnen onder invloed van het Calvinisme. Omdat het Sint- Nicolaasfeest als familiefeest inmiddels zo was ingeburgerd, vonden de Calvinisten het roomse karakter niet zo erg en lieten het bestaan. In 1969 werd Sint- Nicolaas als officiële feestdag afgeschaft, maar als volkheilige bleef hij populair. Ook in allerlei namen komt hij terug, denk aan Klaas, Niklaas, Nicole, Nico enz.
In de Oostelijke Mijnstreek in Zuid-Limburg was het vroeger gebruikelijk dat Sinterklaas op de feestdag van Sint-Barbara (4 december) opdook. Op die dag hadden de mijnwerkers vrijaf en werd er ter ere van hun beschermheilige gefeest. ´s Middags kwam dan, ten behoeve van de jeugd, ook Sint-Nicolaas op bezoek en verdeelde lekkernijen.