Sinzig.
De omgeving van Sinzig werd al voor de jaartelling bewoond en ook de Romeinen vestigden zich hier. Het vijfde legioen produceerde langs de Rijnoever tegels. In het midden van de tweede eeuw was er zelfs korte tijd een terra sigilata bakkerij waar luxe-aardewerk werd gemaakt. Het is de noordelijkste productieplaats van terra sigilata die bekend is.
De volgende bewoning is uit de 8e eeuw bekend. In 762 wordt door Koning Pepijn, de vader van Karel de Grote, een oorkonde opgesteld „in palatium Sentiacum“. Sinzig bezat immers vanaf de Merowingische tijd een Koninklijke Palz, waar de koning zich regelmatig ophield en zijn werk deed. Keizer Lotharius I, de kleinzoon van Karel de Grote, schenkt in 855 de kapel, die toegewijd is aan de Apostel Petrus en enkele andere goederen aan het Akense Maria-klooster. De ten zuiden van de kerk gelegen tiendschuur met een hoofdgebouw uit 1740 bleef tot de secularisatie in 1803 bijna duizend jaar in bezit van het Akense klooster. De kapel werd waarschijnlijk, samen met de ernaast gelegen Palts, verwoest in de oorlog tussen de Staufer Philipp von Schwaben en de Welfen Otto IV.Ten tijde van Keizer Friedrich II was Sinzig nog een keer Staufisch Machtscentrum, ook al had het centrum van de macht zich naar de burcht Landskrone had verplaatst. De stad Sinzig bleef belangrijk voor de groeiende territoria van de vorsten. In de tweede helft van de 13e eeuw streden de Graaf van Jülich en de aartsbisschop van Keulen om de stad. Deze wisselde regelmatig van bezitter.In 1297 verleende Koning Adolf von Nassau toestemming tot het bouwen van een stadsmuur. De financiering hiervan opgebracht door een soort belasting op bepaalde goederen, zoals wijn en graan. Enkele resten van de muren zijn nog zichtbaar hoewel ze eigenlijk in 1883 afgebroken zijn.
Buiten de stadsmuurm, ten noordwesten van de kerk, liet Markgraf Wilhelm von Jülich in 1337 een waterburcht bouwen. Deze werd verandert door zijn opvolgers. In 1689 werd ze door de Fransen verwoest. In de 19e eeuw koopt de Keulse architect Vinzenz Statz het grondstuk en laat er tussen 1854 en 1858 voor een Keulse familie een op een burcht lijkende villa in neo-gotische stijl bouwen. De vier verdiepingen tellende toren zou zelfs op de fundamenten van de oude burcht gebouwd kunnen zijn. Het park eromheen is in 1840 aangelegd door de bekende tuinarchitect Joseph Lenné.
St. Peter und Matthiaskirche.
De wit-rood geverfde parochiekerk St. Peter und St. Matthias is een opvallend bouwwerk. Ze ligt prachtig op een verhoging en is daardoor overal goed zichtbaar.De muren zijn wit gepleisterd, terwijl de omlijstingen van de gevels, rondbogen, ramen en deuren een rode kleur dragen. Het precieze bouwmoment is niet bekend, maar reikt waarschijnlijk tot in de 13e eeuw terug. Het hoofdaltaar werd in 1241 gewijd. De bouw begon waarschijn 10 tot 20 jaar eerder. De St. Peter is gebouwd in laat-romaanse stijl. Het koor is geïnspireerd op het Münster in Bonn en de Liebfrauenkirche in Andernach. Het koor is ook in Münstermaifeld te vinden en de facade van het dwarsschip herinnert aan de Dom in Limburg an der Lahn.
Op het dak prijkt een achthoekige toren en vooraan een kleine, recent toegevoegde, dakruiter.
Binnenin is het Heilig Graf, gemaakt rond 1480, fraai om te bekijken. Het werd gebouwd door Kirstgen Engels en zijn vrouw Bele. Opvallend binnenin is de Heiligen Vogt, een mummie die in een glazen kist bewaard wordt. Deze is waarschijnlijk bij het werk op het kerkhof in de 17e eeuw ontdekt en sinds 1736 in de literatuur terug te vinden. Op wens van de Abdes van Essen, heerser over het Breisiger Ländchen, werd de mummie in 1780 aangekleed en heilig verklaard. De mummie werd in 1797 door de Fransen meegenomen naar Parijs en kwam pas in 1815 weer terug. Het schilderij op het hoofdaltaar, stammend uit het gebied van de Niederrhein en gemaakt rond 1480, tont in het midden de kruisiging, links de Hemelvaart van Christus en rechts de dood van Maria.
De doopkapel heeft mooie fresco´s die in 1964 ontdekt werden. Het beeld van een zittende Madonna met kind ontstond in 1340.