De Eifel is een gebied met grote hoeveelheden neerslag. Vooral ’s winters transporteren de rivieren veel water. Deze rivieren, waaronder de Rur en de Urft, hebben te maken met overstromingen in de winter en watertekorten in de zomer. Vooral de landbouw, de drinkwatervoorziening en de textiel- en papierindustrie in de benedenloop van de rivieren spraken de wens uit tot regulering van het rivierwater. Bovendien kwam de vraag naar goedkope elektriciteit erbij. Zo ontstond al vroeg de behoefte aan stuwdammen.
Met de bouw van de Urfttalsperre tussen 1900 en 1905 begon voor de Eifel een geheel nieuwe periode, men kon nu namelijk gaan beschikken over grote hoeveelheden elektrische energie. De Urftstuwdam werd ontworpen door Otto Intze (1843-1904), professor bouwconstructies aan de Technische Hochschule te Aken en behoorde in de beginperiode tot de modernste van Europa. Destijds was de Urftsee ook het grootste stuwmeer van Europa en werd een voorbeeldproject voor vele andere stuwdammen in Europa. Het was namelijk de periode waarin de waterbeheersing door de toenemende industrialisatie steeds belangrijker werd. De dam stuwde het water van het riviertje de Urft.
Het stuwmeer begint nabij Gemünd en heeft een lengte van 14 kilometer. De stuwdam is een zogenaamde "Gewichtsstaumauer" uit lokaal gewonnen Grauwacke en Tonschiefer die in een boogvorm het Urftdal afsluit. Ze heeft een lengte van 225 meter en een hoogte van 58 meter, aan de voet is de dam 50,5 meter breed. Naar de bouwer wordt dit type stuwdam de Intze-dam genoemd. De stuwdam is in de richting van het water gebogen en heeft aan de rechterkant een trapvormige hoogwateroverlaat. De waterkant is met een 2,5 centimeter dikke laag cement besmeerd. In de stuwdam zitten op een afstand van 2,5 meter verticale aardewerken buizen met een doorsnede van zes centimeter die binnendringend water wegleiden. De dam is drie meter diep in het gesteente bevestigd. Aan de rand van de stuwdam staan aan de waterkant twee torens die toegang geven tot controlegangen van waaruit men de toestand van de dam kan controleren. De onderste gang loopt langs de onderste voeg van de dam. De elektriciteit wordt gewonnen in het Jugendstilkraftwerk Heimbach. Hiertoe heeft men een gang, de Kermeterstollen, door de bergrug van de Kermeter gegraven. Bij Heimbach komt het water dan weer tevoorschijn en in de waterkrachtcentrale wordt 16 Megawatt elektriciteit opgewekt. Dan wordt het water via het Staubecken Heimbach weer bij het water van de Rur gevoegd. Dit is wat meestal gebeurt, soms, in gevallen van teveel water in het stuwmeer van de Urft of te weinig water in de Obersee, wordt ook water afgegeven aan de Obersee. Dit komt dus overeen met de natuurlijke loop van de Urft.
Voor het transport van mensen en materiaal liet Ingenieur Intze al in 1899 een twaalf kilometer lang spoorlijntje vanuit Gemünd naar de plek waar de stuwdam moest komen aanleggen. In 1900 begon de eigenlijke bouw en op 29 juli 1901 werd de eerste steen gelegd. In november 1904 werd bij wijze van proef de eerste keer water gestuwd. Op 1 maart 1905 was het meer geheel gevuld en kon de kaskade voor de eerste keer getest worden. De eerste echte stuwing begon op 26 augustus 1905.
Het totale stuwvermogen is 45,5 miljoen m3. Het stuwmeer is 230 hectare groot en het gebied waaruit het water betrokken wordt heeft een oppervlakte van 326,5 km². Dit omvat de Urft en haar zijrivieren en de Olef.
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog lag de stuwdam in de gevechtslinie en probeerden de geallieerden haar door bombardementen te verwoesten. Door verschillende bommen werden vijf gaten met een diepte van 1,50 tot 3,50 meter in de stuwdam geschoten. Hierbij werd onder meer de speciaal ontwikkelde bom “Tallboy” gebruikt. De borstwering aan de rand van de top van de dam en de twee torens in het meer werden geheel verwoest. De Duitse troepen hadden uitgangen van de watergangen die het water naar de waterkrachtcentrale in Heimbach brachten opgeblazen waardoor het stuwmeer geheel leegliep. Tussen 1945 en 1950 was men bezig met het herstel van de oorlogsschade.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het stuwmeer in zijn geheel in het militair kamp Vogelsang te liggen en was dus ontoegankelijk voor het gewone publiek.
Wel was vanaf 1999 de weg langs de Urftseeoever “K7” tijdens weekeinden geopend voor wandelaars. Tussen 10 mei 1967 en 8 april 1993 voer een rondvaartboot “MS Deutschland” op zondagen over het meer. Daarna was het voor de ondernemer niet meer rendabel genoeg en werd er gestopt met de rondvaarten. Door de verhoging van de Rurtalsperre in Schwammenauel vanaf 1961 werd de stuwdam van de Urft aan de luchtzijde twaalf meter onder water gezet. Tegenwoordig worden de stuwmeren van de Urft, Rur en Olef als één geheel geëxploiteerd en bezitten samen 265 miljoen m3 stuwvermogen. Sinds 1993 is de exploitatie in handen van het Wasserverband Eifel-Rur (WVER).
Een uitgebreide renovatie van de stuwdam vond plaats tussen 1994 en 2000. Hierbij werd het probleem van kwelwater dat onder de dam doorkwam opgelost. Ook werden er twee nieuwe controlegangen gemaakt, kwam er een nieuwe dichting en een betere ontwatering van de dam.