Bij Morsbach ligt nog de jonge, en dus nog weinig begroeide, steenberg van de mijn Gouley die pas in 1969 werd stilgelegd. Opvallend is de grote hoeveelheid rode leisteen. De rode kleur ontstond door verbranding.
Op de steenbergen hebben diverse dieren en planten een geschikt leefgebied gevonden, waaronder de Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) die ´s avonds vanonder schuilplaatsjes onder stenen zijn zachte belletjesroepje laat horen. Verder leeft hier de Ringslang (Natrix natrix ssp. helvetica) en de Hazelworm (Anguis fragilis). De Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens) leeft op warme open plekken en is door zijn gevlekte vleugels goed gecamoufleerd op de zwarte ondergrond. Alleen als hij opvliegt is hij door zijn blauwe ondervleugels goed te zien. Eenmaal werd hier zelfs het zeldzame Boswitje (Leptidea sinapis) gezien.
Hoewel een groot deel van de steenberg niet begroeid is, komen er wel veel verschillende soorten voor. De hellingen vertonen een redelijk homogene vegetatie. Een deel van de helling is begroeid met Bosrank (Clematis vitalba), die opvallend dichte pakketten vormt. In het onderste deel van de helling, vlakbij de Worm, groeit veel Koniginnekruid (Eupatorium cannabinum), dat een voorkeur heeft voor vochtige plekken. Dit komt hier waarschijnlijk door het uittreden van regenwater dat bovenop in het gesteente is gesijpeld. Ook Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum) is hier veel te vinden, eveneens een soort van ietwat vochtigere plekken.
Op het kale, nog schuivende puin aan de rand van de steenberg groeit veel Klein hoefblad (Tussilago farfara). Hier en daar groeit er ook Ruwe berk (Betula pendula). Op een vlak stuk heeft zich zelfs een klein berkenbosje gevormd, waar in de ondergroei veel Bosaardbei (Fragaria vesca) en diverse mossen en korstmossen groeien. Een andere bodemsoort op de vlakke delen is de Boswilg (Salix caprea).
Op de vlakke delen groeien Cichorei (Cichorium intybus), Ruw vergeet-me-nietje (Myosotis ramossisima), Grote kaardenbol, Gewone brunel (Prunella vulgaris), Wilde peen (Daucus carotta), Vroegeling (Erophilla verna) en Kluwenhoornbloem (Cerastium congestus). Enkele bijzonderheden zijn Driedistel (Carlina vulgaris), Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea), Kleine leeuwebek (Chaenorhinum minus) en Kandelaartje (Saxifraga tridactylitis). Een andere bijzonderheid is de neofiet Kamferalant (Inula graveolens).
Natuurlijk ontbreekt de neofiet Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) niet. Deze groeit zowel op de plateau ´s als op de hellingen.Ook Slangenkruid (Echium vulgare), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum), Reukeloze kamille (Tripleurospermum maritimum), Donderkruid (Inula conyza) en Middelste theunisbloem (Oenothera biennis) komen op alle plekken voor.
De Koninginnepage (Papilio machaon) legt haar eitjes op Wilde peen (Daucus carotta) en is vaak te vinden op de hete, droge hellingen.